“Ik wil mijn ding kunnen doen.”

“Dat zei hij.”

“Inderdaad, die omhooggevallen millennium-pipo van het vierde knoopsgat zei : ‘Ik wil mijn ding kunnen doen'”.

“Welke vraag had jij hem precies gesteld ?”

“Wat motiveert jou, Pelle ?”

“En toen ben je uit je krammen geschoten.”

“Inderdaad. Eerst heb ik hem nog gevraagd wat dat ding wel kan zijn.”

“Wat was dat ding van hem ?”

“Online communiceren.”

“Jij hebt hem uitgescholden dat hij dat beter thuis kan doen, op kosten van zijn ouders, maar niet op jouw kosten.”

“Ik heb ook gezegd dat als hij dan toch zo graag met zijn eigen ding bezig is, dat hij dan zijn eigen bedrijf opricht, en dat hij er niet op moet rekenen dat ik hem daar voor ga betalen, voor het doen van zijn ding.”

“Zo zijn die jongelui, Jean-Marc.”

“Ik kan daar niks mee doen, met die narcistische gozers die die denken dat de nulmeridiaan door hun bilspleet loopt. Die ervan uitgaan dat bedrijven op hen staan te wachten om hen royaal te vergoeden om hun allerindividueelste goestingske kunnen laten doen.”

“Heb jij het woord gozer daarnet gebruikt, Jean-Marc ?”

“Zou kunnen, zal ik van die digitale creaturen over genomen hebben.”

“Je ben niet meer van deze tijd, Jean-Marc. Voor je het weet ben je een dinosaurus.”

“Waarom ? Omdat ik geloof in bedrijfswaarden zoals teamwerk en een gemeenschappelijk doel hebben. Mijn mensen moeten samenwerken.”

“Die jonge generatie denkt anders. En bovendien, je had om een digitale communicatiespecialist gevraagd, om de jongerenmarkt beter te benaderen.”

“Je had me toch een keurige, beleefde webspecialist met sociaal inzicht en empathisch vermogen kunnen sturen, in plaats van een nombrilist met de kop van een skinhead met een duikersbril op.”

“Dat brilmontuur is inderdaad redelijk groot. Artiesten hé, Jean-Marc. Onderscheiden zich graag. Zijn anders dan wij, wij zijn gecomformeerde rakkers.”

“Pff, waar gaat de wereld naar toe. En weet je wat mij ook zo stoorde aan die Pelle ? Trouwens, wie noemt zijn kind nu Pelle ? Ik ben er zeker van dat zijn ouders van die alternatieve tweeverdieners zijn die denken dat hun kind het uniekste en speciaalste wezen uit de wereldgeschiedenis is, dat Pelle het recht heeft om op andermans kosten ‘zijn ding te kunnen doen’.”

“Pelle, wat een naam. Inderdaad, loop daar es mee door het leven.”

“Kan je dat eitje pellen, Pelle ?”

“Je punt is duidelijk, Jean-Marc en ik begrijp je. Maar je hebt het fout. Die jongen is zeer getalenteerd, programmeert razendsnel en hij weet wat er in zijn leeftijdsgroep omgaat.”

“Gaat er daar wel iets om, in die leeftijdsgroep ? Een normaal gesprek kunnen die gasten ook al niet voeren. De enige volledige grammaticaal min of meer in orde zijnde zin die Pelle op dat jobinterview uitgesproken heeft was : ‘Ik wil mijn ding kunnen doen’. Waar halen die kinderen het idee vandaan dat er iemand op hun ding zit te wachten ?”

“Ik denk dat ik het nu wel gehoord heb, Jean-Marc.”

“Wat stel je voor, PC ?”

“Ik ben ervan overtuigd dat Pelle perfect is voor jullie.”

“Pelle, is die van Melle en schrijft die een pijlsnelle novelle ?”

“Ja, hij draagt een jaretelle in de passerelle.”

“En hij eet een parallelle tagliatelle.”

“En zijn vriendin heet Danielle, of is het Isabelle ?”

“Ok, ok, ok. Je moet die jongen een kans geven. Geef hem een eerste welomlijnde opdracht, en je zal zien.”

No cure no pay, PC.”

Ik ben zeker van mijn zaak, Jean-Marc.”

“Jouw risico, jouw probleem, PC.”

“Je zal verbaasd zijn.”

“Dat was ik nu ook al.”

“Neem die jongen nu maar aan. Als hij nog wil komen, natuurlijk.”

“Oké, ik zal hem bellen. Zal hem zeggen dat het ganse bedrijf helemaal ten dienste van ‘zijn ding’ zal staan.”

‘Iets diplomatischer zal ook wel kunnen.”

“In wat voor tijden leven wij ? Pelle de snelle. We zijn benieuwd. Kan hij wel spelle, onze Pelle ?”

DOOR JAN FLAMEND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content