De Service Général d’Informatique (SEGI), die de informatica van de Ulg (Universiteit van Luik) en het CHU (Universitair Ziekenhuiscentrum) beheert, telt onder zijn gebruikers onder meer de administratieve diensten van de universiteit, het docentenkorps, de onderzoekers en natuurlijk de studenten, naast de medische wereld. Wij hadden een gesprek met algemeen directeur Fernand Benedet en projectleider Didier Korthoudt.
Data News: Wat zijn de precieze opdrachten van SEGI?
Fernand Benedet: SEGI is belast met de it-logistiek van de volledige ULg: de centrale it-diensten voor de studenten, de universitaire gemeenschap en de buitenwereld; het it-netwerk en de telefonie; het beheer van het pc-park bij de gebruikers en de support van de gedecentraliseerde it-eenheden die zorgen voor een ondersteuning in de faculteiten; de ontwikkeling van applicaties, niet alleen voor de administratie, human resources of het beheer van studenten en docenten, maar ook het internet/extranet; en het beheer van het “digitale leven” van onze studenten. Naast deze opdrachten voor de ULg, beheren we ook de it-infrastructuur van het Centre Hospitalier Universitaire, uitgezonderd de medische applicaties. En voorts nemen wij al jaar en dag het humanresourcesbeheer van zo’n 70.000 werknemers van openbare instellingen voor onze rekening, een aanvullende activiteit waarvan de winsten opnieuw geïnvesteerd worden in de universiteit. In totaal telt SEGI zo’n 80 werknemers, waarvan een dertigtal voor de externe activiteiten.
DN: Wat maakt de rol van SEGI zo specifiek?
FB: We bedienen 4.500 gebruikers op en rond de universiteit, 17.000 studenten en nog eens 4.500 gebruikers in het CHU, en dan hebben we het nog niet over de derden die zich op ons netwerk aansluiten. Een netwerk dat heel open moet zijn, maar wanneer nodig ook heel beveiligd en gesloten, bijvoorbeeld voor het werk van de onderzoekers of de examenresultaten van de studenten. Kortom, soms moeten we water en vuur verzoenen. En daar waar het it-systeem van het CHU zeer gecentraliseerd is, beschikken het docentenkorps en de onderzoekers als gevolg van hun specifieke behoeften over een grote autonomie op het vlak van materiaal en oplossingen. Bovendien varieert het profiel van ‘de gebruikers’ sterk en verschillen de aangeboden diensten voor het administratief personeel, de onderzoekers en professoren of de studenten. De aanpak ten behoeve van de administratie is te vergelijken met die binnen een bedrijf, maar op het niveau van de academische en wetenschappelijke diensten heerst er een zekere vrijheid. We moeten met iedereen kunnen overlegen en eenieders behoeften begrijpen. Het is moeilijk, zoniet onmogelijk, om een autoritaire aanpak op te leggen; we moeten het altijd hebben van onze verleidings- of overtuigingskracht.
DN: Het netwerk speelt waarschijnlijk een doorslaggevende rol in de hele it-infrastructuur?
FB: SEGI beheert waarschijnlijk het grootste bedrijfsnetwerk in Wallonië: we zitten met 20.000 toegangspunten op de universiteit en nog eens 20.000 in het CHU. We beschikken over een eigen glasvezelverbinding van 10 Gbit/s op de Sart Tilman-campus en het CHU, en over een gedeelde glasvezelverbinding met het stadscentrum. De internettoegang via Belnet haalt vandaag 1 Gbit/s en zal binnenkort zelfs stijgen naar 10 Gbit/s. De snelheid voor het commerciële internet bedraagt 300 Mbit/s maar wordt permanent aangepast aan onze behoeften.
Naast dit vaste netwerk hebben we al drie jaar een wifi-netwerk van 850 zenders dat alle gebouwen van alle campussen dekt. Dat draadloze netwerk is uiteraard opgesplitst in logische gehelen met verschillende veiligheidsniveaus, van vrije toegang voor bezoekers tot een extreme beveiliging via encryptie. Heel onze netwerkinfrastructuur steunt op Cisco-materiaal, en we hebben de laatste vier à vijf jaar zo’n 800.000 euro geïnvesteerd in de ontwikkeling van al die netwerken.
DN: En is de stap naar ip-telefonie gezet?
FB: Begin 2007 zijn we inderdaad overgestapt op ip-telefonie; tot nu toe zijn zo’n 4.500 toestellen overgeschakeld van een Siemens- naar een Alcatel-infrastructuur. En op termijn zal onze telefonie ‘full ip’ zijn. Nu hebben we de voornaamste functies geïmplementeerd, waaronder de link naar het online telefoonboek, maar we willen nog verder gaan, met bijvoorbeeld Skype-gateways, of de integratie tussen pc en telefonie nog vergroten. Dat brengt ons bij het concept van de ‘unified communications’, waarin video, e-mail, telefonie, fax, instant messaging en websites geïntegreerd en gestructureerd kunnen worden. We hebben al bepaalde koppelingen gemaakt, maar meer omdat de gelegenheid daartoe voorhanden was. Bedoeling is op termijn te beschikken over een eenduidige visie op de gebruiker om hem afhankelijk van de plaats en het moment het beste communicatiemiddel aan te bieden. Een fax vervangen door een e-mail bijvoorbeeld, of een telefonische bericht naar een inbox sturen. We bekijken momenteel de offertes, rekening houdend met de complexiteit die eigen is aan de universiteit en het nut voor onze gebruikers.
DN: Laten we het even hebben over de it-infrastructuur.
FB: Om zijn opdrachten uit te voeren beschikt SEGI over een centrale it-infrastructuur van zo’n 200 servers en een rekencentrum. Dat rekencentrum bevat een Silicon Graphics van 60 nodes en een Sun van 150, waaraan na de zomer nog een nieuwe server met zo’n 1.000 cores zou moeten worden toegevoegd. Er loopt momenteel een aanbesteding, en de investeringen zullen ongeveer 500.000 euro bedragen. Die concentratie van processoren zorg natuurlijk voor nogal wat problemen met hitteafvoer. Bovendien beschikken we over 75 TB opslag en meer dan 270 TB back-up. In het datacenter van ziekenhuis zijn we een oplossing voor disaster recovery aan het voorzien, met redundantie en fall-over in geval van panne. We evolueren steeds meer naar bladeservers en zijn onze servers ook aan het virtualiseren, zowel bij SEGI als in het datacenter van het CHU. Met die virtualisering willen de flexibiliteit bij het toekennen van reken- en opslagmiddelen vergroten.
Op de desk- en laptops ondersteunen we zowel Linux als Mac en Windows. Onze rector is trouwens een Mac-liefhebber en hij kijkt altijd uit naar nieuwe technologieën. We beheren ook de pc-zalen die ter beschikking worden gesteld van de studenten, zo’n 650 pc’s verspreid over een vijftigtal ruimtes. Voor het beheer van op afstand van de servers en het netwerk, hebben we monitoring-tools met sms-berichten voorzien. Feit is dat onze gebruikers steeds veeleisender worden en hun it-tools graag de klok rond beschikbaar zouden willen zien. Wat besturingssystemen betreft, hebben we veel open source, maar ‘alles gratis’ is hier geen dogma. We zijn voorzichtig en kiezen enkel voor Linux en ‘open source’ als de producten betrouwbaar zijn.
DN: Multimedia doet ook zijn intrede in de universiteit.
FB: Drie jaar geleden hebben we inderdaad videoconferenties en streaming ingevoerd. Zo werden de laatste drie openingen van het academiejaar live uitgezonden op het netwerk. Bovendien zijn we zopas een project met podcasts gestart, in een eerste fase in drie aula’s, met een zo automatisch mogelijke registratie van de lessen in situ, al dan niet met video van de professor. Bedoeling is dat de docent zo eenvoudig mogelijk beelden kan maken, met een minimum aan bediening. De ‘streaming’ zal vervolgens in verschillende formaten via onze servers verlopen. Het lijkt erop dat we bij de allereersten zijn die podcasts op institutionele schaal invoeren. Bedoeling is de dienst zo eenvoudig mogelijk te maken, zodat we nooit een team ter plaatse hoeven te sturen.
DN: De website evolueert ook constant.
FB: We hosten zo’n 250 verschillende sites voor de universiteit en de bijbehorende diensten, en daar zitten een paar originele initiatieven tussen. Zo is de site reflexions. ulg. ac. be een vulgariserende site, voornamelijk bestemd voor het secundair onderwijs, waar onderzoekers hun werk op toegankelijke wijze kunnen voorstellen. Ook de institutionele site werd onlangs herzien, zodat je er per domein of per profiel kan op surfen.
DN: Ontwikkelt u ook applicaties?
Didier Korthoudt: In 2004 hebben we de portaalsite myULg gelanceerd. Deze portal biedt enerzijds de tools voor het omkaderend personeel (docenten, administratieve diensten, faculteitsdiensten,…), en anderzijds tools voor de studenten. Zo hebben de docenten toegang tot hun lessen, maar kunnen ze ook de examenpunten bevestigen en over deliberatieroosters beschikken. Dat allemaal natuurlijk in een uiterst beveiligde omgeving. De studenten van hun kant worden begeleid in alle stappen van hun studies, van bij de inschrijving – die ze zelfs online kunnen betalen via Ogone – tot het opstellen van hun diploma, via de selectie van hun keuzevakken, toegang tot examenresultaten, enz. En zodra een student geslaagd is, wordt de herinschrijvingsprocedure automatisch gestart. Vandaag telt myULg dagelijks 168.000 bezochte pagina’s en 17.000 verschillende bezoekers, ofte 90 procent van de Bologna-studenten. In de loop van 2007 werden aldus 5 TB aan gegevens gedownload en meer dan 3.000 online betalingen geregistreerd.
DN: Staan er nog andere projecten op stapel?
FB: We onderzoeken momenteel het fenomeen van de sociale netwerken om te zien of we een meerwaarde zouden kunnen bieden aan de studenten. We denken eraan om op basis daarvan een ruimte te creëren voor personen met een gemeenschappelijk kenmerk, bijvoorbeeld studenten die dezelfde les volgen, of oud-studenten. We beschikken over de nodige gegevens om dergelijke netwerken te vormen, maar we zullen geschikte veiligheidsmaatregelen moeten treffen om voordeel te kunnen halen uit die socialisering, en het privéleven van onze studenten niet in gevaar te brengen.
Marc Husquinet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier