‘Naar Silicon Valley kom je om te groeien, niet om te starten’
Silicon Valley is voor veel beginnende technologie-ondernemers nog steeds het beloofde land. Maar je bedrijf beginnen opbouwen in Californië, is niet (meer) aan te raden, zo zeggen Belgische starters.
Je bent jong, en je wil wat? Technologie in de genen en gebeten door het ondernemersvirus? Dan lonk je ongetwijfeld ook naar San Francisco en de rond de Interstate 101 – zeg maar de E40 van Californië – opgetrokken it-hubs als Mountain View en Palo Alto, oftewel in de volksmond: Silicon Valley. Gedreven door goudkoorts, maar ook door de wil om iets te veranderen en iets te betekenen in de it-geschiedenis trekken jaarlijks heel wat ondernemers naar de Bay area om er een start-up uit de naar verluidt vruchtbare technologiegrond te stampen.
Daaronder ook heel wat Belgen, zo weet Eric Gabrys die als trade & investment commissioner bij Brussels Invest & Export heel wat (aspirant-)starters over de vloer krijgt en hen onder meer tracht te adviseren en te begeleiden. “Maar de cijfers liegen niet: één op de twee start-ups in Silicon Valley haalt het niet”, vertelt Gabrys. “Vaak zijn hun kansen al gehypothekeerd nog voor ze goed en wel gearriveerd zijn. Bijvoorbeeld omdat ze bij hun initiële financiering al teveel aandelen weggeven hebben. Als 40% van het bedrijf al uit handen gegeven is, zijn nog maar weinig venture capitalists hier geïnteresseerd”, stelt Gabrys.
Belgen kennen hun potentieel niet
Aan de andere kant zijn er ook positieve statistieken over buitenlandse ondernemers te vinden. “Wist je dat bijna de helft van de bedrijven hier op z’n minst één oprichter van buiten de VS tellen?”, stelt Alexis van de Wyer, ceo van AdsWizz. AdsWizz levert ‘advertising solutions’ aan online muziekdiensten en broadcasters: denk dan bijvoorbeeld aan het invoegen van advertenties in muziekstreams, het beheren van advertenties, het optimaliseren van het bereik ervan, en het voorzien in de nodige analysetools.
Belgen beseffen onvoldoende hoe goed ze zijn.
Alexis van de Wyer
AdsWizz is in 2010 in Brussel opgericht door internet entrepreneur Philippe-Alexandre Leroux – nu coo van het bedrijf – met hoofdzakelijk Belgisch kapitaal (o.a. van de Inbev-familie). Al snel werden de internationale ambities waargemaakt. Ondertussen is er een kantoor in San Mateo in Californië, maar is het bedrijf ook fysiek vertegenwoordigd in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Roemenië. “We kiezen onze markten in functie van het marktpotentieel. In totaal tellen we nu toch al een 100-tal werknemers”, zegt van de Wyer. In het kantoor in San Mateo zijn er dat een 12-tal. De leiding van het bedrijf blijft hoofdzakelijk in Belgische handen.
Voor van de Wyer is het overigens duidelijk dat Belgen zich onvoldoende van hun potentieel bewust zijn. “Belgen doen het goed in Silicon Valley en dat hoeft niet te verwonderen. Het onderwijs in België is goed, ze passen zich goed aan in een internationale omgeving en ze staan open voor multiculturele samenwerking. Dat zijn stuk voor stuk factoren die maken dat de kans op succes hoger is”, zeg van de Wyer die het zelf frustrerend vindt dat heel wat Belgen dit niét beseffen of niet (willen) zien. “Het grote probleem is het gebrek aan ambitie en de angst om te falen. Bovendien zit in onze cultuur ingebakken dat je altijd nederig moet zijn, en dat is hier eerder een handicap”, aldus van de Wyer.
Goed in bedenken, niet in verkopen
“Belgen zijn inderdaad goed opgeleid, flexibel en meertalig. Wij zijn goed in het bedenken van producten, maar niet in het verkopen ervan”, zegt ook de 29-jarige Louis Jonckheere, medeoprichter van Showpad die een goed jaar geleden de oversteek naar Californië waagde.
“We moesten gewoon naar hier komen. Hier zitten de klanten, de concurrenten, de talenten en de investeerders. Voor Showpad hadden we dit ecosysteem met de think bigmentaliteit nodig”, zegt Jonckheere die de Amerikaanse markt nu bespeelt vanuit het kantoor op Grant Avenue. Medekompaan en eveneens ex-Netlogger Pieterjan Bouten resideert nog in het Gentse en pendelt één keer per maand naar San Francisco.
“Als ik een stuk van mijn parcours opnieuw mocht rijden, dan zou ik nog agressiever tewerk gegaan zijn”, zegt ook Davy Kestens, oprichter van Twitspark, ondertussen omgedoopt in Sparkcentral. In 2012 trok hij met zijn bedrijf naar de Valley om internationaal door te groeien én in tussentijd ook de nodige fondsen bijeen te harken. Zoals bekend mét het nodige succes: ruim 5,6 miljoen dollar oftewel 4,3 miljoen euro aan durfkapitaal wist Kestens op te halen. Ondertussen telt het bedrijf al 25 werknemers en meer dan 50 grote klanten van het ‘customer service’ platform dat via social media werkt. Harde omzetcijfers wil Kestens niet kwijt: we moeten het doen met de stelling dat de omzet dit jaar verdrievoudigd is.
Eén op de twee start-ups in Silicon Valley haalt het niet.
Eric Gabrys
Duur, duurder, duurst
Waar Davy Kestens – nog altijd maar 25 – in ieder geval géén spijt van heeft, is dat hij zijn bedrijf eerst op poten gezet heeft in België. “In Silicon Valley moet je niet zijn om je bedrijf op te starten, maar om het versneld te laten groeien”, klinkt het resoluut. “We moesten hier naar toe omdat we hier gemakkelijker aan de nodige investeringen konden geraken, maar ook omdat ons product in de Verenigde Staten gemakkelijker te verkopen valt. Nu een bedrijf oprichten in de Valley, kan ik niemand aanraden”, zegt Kestens.
Naar redenen is het niet ver zoeken: ingewikkelde administratie, gebrek aan initiële credibiliteit, maar vooral ook de centen. Starten in de VS is niét goedkoop, en bovendien swingen de prijzen in Silicon Valley van zowel huizen als kantoren de pan uit. “Mijn huis is op twee jaar tijd 60 procent toegenomen in waarde”, zegt Alexis van de Wyer “en kantoorruimte is belachelijk duur, en al helemaal als je in San Francisco wil zitten.”
“8.000 dollar per maand betalen wij voor ons bescheiden kantoor hier in San Francisco”, zegt Louis Jonckheere: “Dat is heel erg veel, maar er is gewoon geen andere mogelijkheid als je hier wil zijn. En nogmaals: dit is de plaats waar we moeten zijn willen we snel blijven groeien”, zegt Jonckheere. “Maar ik kan niemand aanraden om zijn bedrijf hier op te starten, want daarvoor is het veel te duur. Huizen en kantoren is één zaak, maar ook de ontwikkelaars zelf zijn hier ontzettend duur. Reken op 120 à 150.000 dollar per jaar voor een degelijke ontwikkelaar.”
Dan kost een oerdegelijke ontwikkelaar in België nog altijd héél wat minder. Meteen ook de reden waarom Showpad vasthoudt aan het Gentse hoofdkwartier en alle ontwikkeling in het thuisland laat doen. “Als we 20 engineers in San Francisco willen, zijn we alles bij elkaar al snel 3,6 miljoen dollar per jaar kwijt”, rekent Jonckheere voor die Gent daarom als een strategisch voordeel ziet. “Bovendien is de kwaliteit van de mensen die we kunnen aanwerven in België ook beter. De echte topontwikkelaars in de Valley worden weggekaapt door Google, Facebook en andere grote jongens. In België vind je veel meer goeie ontwikkelaars, al moeten die ook nog voor een start-up willen werken. Heel wat kiezen meteen voor de overheid, banken of consultancybedrijven.”
Het blijkt een rode draad: heel wat Belgische starters opteren er voor om de technische kant in België te houden. Zo ook bij Tanguy Peers – als veertiger zowat de eminence grise van het Belgische startersvolk. “Och, ik heb de afgelopen twintig jaar zowat alle fouten gemaakt die je kunt maken, maar ik heb er uit geleerd. Dat kan tellen qua ervaring”, lacht en relativeert hij. Het ontwikkelingsteam van zijn huidige start-up Pawshake – een soort marktplaats waarlangs een ‘babysit’ voor je huisdieren geboekt wordt – zit dus ook in België.
“Omdat goede ontwikkelaars hier in de Valley inderdaad veel te duur zijn en continu weggekaapt worden. Hier zijn die mensen helemaal niet trouw aan de werkgever, maar enkel en alleen aan hun loonbriefje”, klinkt het. Honderd procent van de technologie rond de marktplaats zit in Gent. “Hier in de VS willen we een 24/7 customer support uitbouwen en scale halen. Onze investeerders zijn zowel Europees als Amerikaans, dus ik zie het als best of both worlds.
Ontwikkelaars zijn hier niet trouw aan de werkgever, maar alleen aan hun loonbriefje.
Tanguy Peers
Een soortgelijk verhaal horen we uit de mond van Sebastien d’Ursel, managing North-America bij Voxbone: de in 2005 opgerichte start-up die telecomdiensten zoals SIP-trunking en wholesale-VOIP biedt. “In het kantoor dat wij hier twee jaar geleden in San Francisco opgericht hebben, werkt zowat 15 man. Geen enkele daarvan is ingenieur: die zitten allemaal in België. Het werkt gewoon het beste om daar de beste mensen aan boord te hebben en je product te ontwikkelen”, vertelt d’Ursel: “wij moesten wel naar de States uitwijken, omdat zowat de helft van onze klanten hier gevestigd is. Voor ons was het belangrijk om dicht bij hen te zitten.”
Je laten omringen
Ook al blijft het technische luik misschien wel in België, hoe ga je dan tewerk om de overige functies in de Verenigde Staten in te vullen? Je goed laten omringen met betrouwbare adviseurs blijkt de boodschap. Zowel Davy Kestens als Sebastien d’Ursel konden voor hun bedrijf beroep doen op het netwerk van een Amerikaanse co-founder. “Je moet ook zorgen dat je een goede recruiter vindt, want de juiste mensen rekruteren is essentieel”, zegt Kestens die zich ook liet adviseren door Sebastien de Halleux, die als Belgische tech-entrepreneur naam en faam maakte met Playfish.
“Iedereen zegt bovendien dat hij goed is. Ze zijn hier ongelofelijk zelfverzekerd. Zo heb ik toch een aantal keer verkeerde mensen aangekomen”, herinnert d’Ursel zich. Om dat te vermijden hanteert Kestens een eenvoudig regeltje: referenties moeten een niveau hoger liggen dan diegene van de sollicitant zelf.
“Ik heb in het verleden bijvoorbeeld meegemaakt dat iemand vier referenties bij Google voorlegde, maar achteraf bleken dat persoonlijke vrienden van de kandidaat te zijn of collega’s waar hij zelf nauwelijks contact mee had”, aldus Kestens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier