De jacht op schoolverlaters

Er zit al jaren te weinig vis in de ICT-vijver. Wie afstudeert, heeft gegarandeerd een job. Maar worden studenten nog steeds gelokt met een riant loon en een mooie bedrijfswagen?

Het cliché geldt dat wie vandaag informatica studeert, als bachelor of master, al kan beginnen nog voor het diploma is uitgereikt. Maar de opleidingen zelf zijn daar voorzichtig mee en proberen hun studenten in de eerste plaats naar de juiste werkgever te sturen, niet zozeer naar de snelste.

Bedrijfsdaten

Bij HoWest, dat zich met Toegepaste Informatica sterk toelegt op cybersecurity, kennen ze het probleem, maar dat wordt sinds enkele jaren aangepakt via een stagemarkt. “Studenten kunnen speeddaten met een tiental bedrijven in het domein waar ze graag willen werken,” vertelt opleidingshoofd Kurt Callewaert. “Dat maakt dat de discussie over verloning pas in een tweede fase komt kijken. In de eerste plaats gaat het over de projecten die ze kunnen doen, hoe het bedrijf werkt, dat is het allerbelangrijkste. Past de student bij de cultuur van het bedrijf, en omgekeerd?”

Die aanpak hanteert HoWest intussen vijf jaar en hij werpt vruchten af. “Negentig procent van onze studenten blijft nadien op de stageplek. Pas drie jaar later worden ze weggeplukt door andere bedrijven. De rest komt wel op de arbeidsmarkt, of ze gaan naar een onderzoeksgroep om hun kennis te verbreden.”

Aan de andere kant van het land, bij de PXL in Hasselt, hanteren ze een gelijkaardig systeem. “We zien dat de Limburgse student vaker honkvast is. Sommigen kiezen wel voor een consultancybedrijf of gaan internationaal, maar omgevingen als de Corda Campus, waar vandaag grote spelers als Cegeka of de Cronos Groep zitten, hebben wel een aantrekkingskracht op studenten en dat zien we ook in ons community driven model,” zegt Tristan Fransen, departementshoofd PXL Digital, waaronder de opleiding Toegepaste Informatica valt.

Negentig procent komt terecht bij bedrijven waar we al mee samenwerken

De samenwerking met bedrijven is nauw bij de PXL. Een deel van de opleiding gaat door op de Corda Campus, er is ruimte voor gastcolleges en workshops van bedrijven en er wordt meer dan in andere opleidingen afgestemd met het werkveld via ad hoc samenkomsten. “Daar bespreken we projecten en de inhoud van sommige vakken, dat maakt dat bedrijven zeer nauw betrokken zijn bij de opleiding.”

Dat heeft ook een directe impact op de rekrutering van die bedrijven. “Zo’n negentig procent komt terecht bij bedrijven waar we al mee samenwerken,” zegt Joeri Gerrits, opleidingshoofd Toegepaste Informatica bij de PXL. “Dat zijn stages, maar ook bedrijven die hier een seminarie komen geven. We waken er natuurlijk over dat dat geen verkooppraatje is, maar zo leren studenten je wel kennen.”

Fransen: “We krijgen wel eens de vraag van bedrijven om vacatures te delen of om op onze jobbeurs aanwezig te zijn. Maar als studenten je op dat moment nog niet kennen, dan is het moeilijk opboksen tegen bedrijven die al langer op de radar staan.”

Komen en gaan op LinkedIn

Op universitair niveau werkt het anders. Bij de UGent is er ook samenwerking met bedrijven, maar veel minder. “Studenten moeten ook een stage doorlopen, maar we houden die bewust tussen het eerste en tweede masterjaar,” zegt professor Dr. Peter Dawyndt, ondervoorzitter van de masteropleiding Informatica aan de Universiteit Gent. “We willen studenten goed laten nadenken wat ze willen doen, in welke bedrijfstak, en kijken of ze passen binnen dat bedrijf. Sommigen willen heel graag internationaal gaan, anderen willen net iets waar ze ook van op afstand kunnen werken.”

Ook hier lonkt het contract al snel. “Bijna allemaal krijgen ze een aanbod, maar ze hebben wel het excuus dat ze nog een jaar moeten studeren en dus nog niet hoeven te beslissen. Ik raad hen altijd aan te wachten: een bedrijf dat nu interesse heeft, is er volgend jaar ook nog.”

Die buffer neemt ook wat stress weg. “Voor jonge studenten kan het confronterend zijn. Zeggen ze neen, dan vragen ze zich af of dat impact heeft op de punten van hun stageplaats, op deze manier kunnen ze de boot nog even afhouden.”

Dat de war for talent al op de schoolbanken woedt, kent Dawyndt maar al te goed. “Als ze afstuderen in juni, maken ze vaak rond december een LinkedIn-profiel aan. Sommigen sluiten dat na twee dagen weer af omdat ze overspoeld worden met recruiters. Op jobbeurzen worden ze net niet aangevallen.”

Geld

Dat de sector nog steeds goed betaalt, bevestigen de opleidingshoofden die we spreken. Maar dat maakt dat het verschil elders wordt gemaakt. Dawyndt: “Voor academische opleidingen kan je bijna niet slecht verloond worden. Dat maakt dat je veel minder moet afwegen of honderd euro per maand meer wel de moeite is om voor een bedrijf te kiezen. Wat hier het verschil maakt is de uitdaging. Bedrijven die inzetten op innovatie. Een technologie als Solid is nu nog upcoming, dat is interessant voor hen. Bij de zeer grote techbedrijven heb je uiteraard ook het grote ‘speelgoed’ en dat trekt ook aan. Maar we zien evenzeer mensen hun eigen bedrijf oprichten of voor een start-up kiezen net omdat ze daar hun eigen dingen kunnen doen. Waar ze het meest op afknappen zijn bedrijven die met oude technologie werken. Je kan vandaag als Cobol-ontwikkelaar goed je kost verdienen, maar studenten knappen er op af. De taal wordt ook niet meer gegeven in het onderwijs.”

De nadruk ligt steeds vaker op de cultuur, of je een groot, klein of internationaal bedrijf bent, en op de projecten die je mag doen

“Onze studenten willen vooral bedrijven waar ze initiatief kunnen nemen, een plan dat nog niet af is mee vormgeven, uitzoeken hoe ze een bepaald doel bereiken”, zegt Dawyndt nog. “We horen ook dat sommigen bewust vier-vijfde werken om één dag per week aan eigen of openbronprojecten te kunnen werken. Dus een werkgever die daar oor naar heeft, wordt extra geappreciëerd. Google heeft dat model ooit geïntroduceerd en het spreekt nog altijd studenten aan: je hebt een job, maar kan tegelijk ook je ei kwijt.”

Ook Kurt Callewaert (HoWest) bevestigt dat loon niet de grote verschilmaker is. “Waarschijnlijk omdat de voorwaarden meestal wel goed zijn. Maar met je bedrijfscultuur kan je wel het verschil maken. De nadruk ligt steeds vaker bij de cultuur, of je een groot, klein of internationaal bedrijf bent, en de projecten die je mag doen. Eigenlijk moeten bedrijven daar veel meer over communiceren. Wat doe je rond cybersecurity? Moeten werknemers elke dag naar Brussel? Wat is je visie? Sommige studenten willen liefst dichtbij werken, maar we hebben ook iemand die vandaag in het securityteam van Facebook in Londen werkt.”

Gerrits (PXL): “Loon speelt wel mee, maar in Limburg speelt de locatie en mobiliteit een grote rol, samen met de jobinhoud. De sector heeft veel niches, dus je kan iets zoeken in je interessegebied.”

Startklaar?

Wie morgen begint bij een IT-bedrijf krijgt vaak nog heel wat interne opleidingen. Maar dat betekent volgens de opleidingshoofden niet dat een opleiding niet aansluit op het werkveld.

“De opleiding is breed, wie bij ons komt, moet aan de slag met verschillende tools en in een bedrijf leer je vooral hoe het bedrijf werkt”, zegt Joeri Gerrits van PXL. “Wij leren studenten programmeren, maar niet in een specifieke taal, al gebruiken we er wel een aantal. Ze moeten zich vooral snel kunnen aanpassen aan technologie en dat gebeurt vaak in de eerste weken dat je in een bedrijf begint. Wie daar al stage heeft gedaan is natuurlijk sneller inzetbaar.”

“We worden daar sterk mee geconfronteerd,” zegt Kurt Callewaert van HoWest. “We hebben een continue relatie met de bedrijven en de eisen worden steeds hoger. Studenten hebben liefst zo veel mogelijk voorkennis zodat ze vanaf dag één inzetbaar zijn. Dat maakt dat ons opleidingsmodel onder druk staat.”

Vandaag biedt HoWest, zoals de meeste opleidingen, een eerste algemeen jaar Toegepaste Informatica aan. Nadien kiezen studenten voor keuzetrajecten zoals Blockchain, Software Engineering of Cybersecurity. “Eigenlijk zijn we bijna verplicht om hen vanaf het eerste jaar een specifiek traject aan te bieden zodat ze veel sneller inzetbaar zijn.” De nood om te specialiseren is groter geworden. “De IT’er bestaat niet meer. Het zijn specifieke profielen die je moet afleveren aan de markt.”

Bij de UGent kijkt men anders naar die relatie met het werkveld. “Als we alleen naar bedrijven luisteren, dan doceren we de informatica van gisteren, terwijl we die van morgen moeten aanleren,” zegt Peter Dawyndt van UGent. “Natuurlijk beginnen we bij het heden, maar bij ons willen we net zoeken naar het grensverleggende en onderzoeksmatige, dat is hier extreem belangrijk. We hebben niet de ambitie om studenten te laten afstuderen die ‘plug & play’ in een bedrijf passen, maar wel om hen nieuwe richtingen uit te duwen. Niet elk bedrijf heeft academische informatici nodig, dus op dat vlak moeten we ons minder afstemmen op de arbeidsmarkt.”

Meer instroom door nieuwe eindtermen

Callewaert merkt op dat het ook niet volstaat om die studenten in België aan te trekken. Het afstudeertraject Cybersecurity trekt op 250 nieuwe studenten ook zo’n veertig profielen uit het buitenland aan. “Als we het bestand van IT-profielen op peil willen houden dan kom je er niet met enkel Vlaamse studenten”, zegt hij.

Maar hij is wel hoopvol dankzij de nieuwe eindtermen in het secundair onderwijs. “Daar is heel wat kritiek op, maar voor informatica verwacht ik wel dat we daardoor binnen enkele jaren wel meer mensen, en hopelijk ook dames, zullen bereiken. Er komt meer aandacht voor programmeren en technologie en als ze er mee in contact komen, dan is de opleiding geen onbekende meer. Vandaag heeft iemand uit het ASO de laatste twee jaar niets van IT meer gehad. Zeker bij meisjes die affiniteit hebben met wetenschap, zien we ze vaker richting economische of wetenschappelijke richtingen gaan. Door nu meer in contact te komen met informatica hopen we dat ze daar ook meer interesse in krijgen.”

Je kan vandaag als Cobol-ontwikkelaar goed je kost verdienen, maar studenten knappen er op af

Bij de PXL hopen ze op een gelijkaardig effect, maar zijn ze ook kritisch over de invulling. Fransen: “We horen vandaag al dat secundaire scholen een stuk vrije lesruimte willen invullen met meer informatica, maar vaak voelt de lesgever zich niet bekwaam om die lessen programmeren te geven. Dat is wel cruciaal, want dat eerste contact moet ook goed zijn. Een programma als Scratch lijkt daar misschien kinderlijk, maar dat is al een goed begin. Ook Python is als programmeertaal heel toegankelijk.”

“Daar hinken we in Vlaanderen al decennia achterop,” vult Joeri Gerrits van PXL aan. “In de Scandinavische landen zit IT al van begin jaren 2000 in het secundair onderwijs ingebakken. Dat maakt dat hoger onderwijs op veel hoger niveau kan inpikken en op korte tijd meer uit de studenten kan halen. In België begin je vanaf nul. Je hebt wel secundaire opleidingen als Boekhouden-Informatica, maar dat blijft een beperkte basis. Buiten een basiskennis computergebruik kunnen we qua programmeerskills, infrastructuurkennis of project management niet veel verwachten.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content