Geen antitrust-onderzoek op inkjetprintermarkt
De Europese Commissie heeft geen fout gemaakt door te weigeren een onderzoek te beginnen naar het beleid van vier fabrikanten van inkjetprinters, oordeelt het Gerecht van de Europese Unie.
De Europese Commissie heeft geen fout gemaakt door te weigeren een onderzoek te beginnen naar het beleid van vier fabrikanten van inkjetprinters, oordeelt het Gerecht van de Europese Unie. Waarschijnlijk tot spijt van al wie zich blauw betaalt aan inktpatronen, komt er geen onderzoek naar een eventuele kartelvorming door vier fabrikanten van inktjetprinters.
In mei 2009 had de Europese Commissie geweigerd om zo’n onderzoek te beginnen. Nu heeft de Vijfde Kamer van het Gerecht van de Europese Unie geoordeeld dat die weigering terecht was.
Tegen de beslissing uit 2009 had de Europese federatie van inkt- en inktpatronenfabrikanten EFIM beroep aangetekend.
De zaak gaat terug tot een klacht van inktfabrikant Pelikan uit 2000 tegen Hewlett-Packard. De klacht kreeg later de steun van EFIM en werd uitgebreid tot Canon, Epson en Lexmark. EFIM vond dat de vier samenspanden om de inktfabrikanten met anticompetitieve acties uit te sluiten van de markt van inktpatronen en misbruik maakten van hun economische machtspositie.
De Commissie vond echter dat de klagers te weinig bewijsmateriaal aanbrachten en dat het belang van de Europese Unie in deze zaak niet in verhouding stond tot de kosten van een antitrustonderzoek, dat waarschijnlijk toch met een sisser zou aflopen.
EFIM trok naar het Gerecht van de Europese Unie om de beslissing aan te vechten. Het Gerecht is op 24 november de Europese Commissie gevolgd, blijkt uit de nieuwsbrief van advocatenbureau Crowell & Moring, dat optrad voor de Europese Commissie. Die argumenteerde dat er wel degelijk een sterke concurrentie is tussen de inkjetfabrikanten en dat het er weinig toe doet dat de inktpatronen alleen met de bijhorende printers bruikbaar zijn.
Consumenten die vinden dat de inktpatronen te duur zijn, kunnen immers gemakkelijk omschakelen naar een andere printerfabrikant. Printers zijn immers goedkoop.
Dat de fabrikanten een “scheerapparaat en -mesjes”-strategie volgen – met goedkope printers en inkten die in stilzwijgend overleg duur werden gehouden – heeft EFIM volgens de rechtbank onvoldoende aangetoond. Bovendien bleek uit de persartikelen die EFIM als bewijs aanvoerde, dat er wel degelijk een “restconcurrentie” van inktpatroonleveranciers bestond. Dat HP 43 procent van de markt had, bewijst nog niet dat HP dominant is, vond de rechtbank.
EFIM heeft 2 maanden tijd om in beroep te gaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier