Matthias Dobbelaere-Welvaert
“Het internet is de vrije bron van kennis. Laten we dat zo houden”
Federaal procureur Frédéric Van Leeuw pleit ervoor om het bezoeken van jihadistische websites strafbaar te maken. Matthias Dobbelaere vindt dat een slecht idee, zowel vanuit technisch, maatschappelijk als juridisch oogpunt. “Internetcensuur is altijd de gemakkelijkste, maar ook de gevaarlijkste weg”, schrijft hij.
Nostalgie
Precies 4 jaar geleden voerde mijn kantoor een actie uit onder de naam ‘Anonymous Belgium’, om de blokkering van internetsites aan te kaarten. Het was één van onze meer gewaagde campagnes, temeer omdat de FCCU en andere overheidsdiensten er – licht uitgedrukt – niet echt mee opgezet waren. Voornaamste reden van de campagne? Het gemis aan transparantie over welke websites er werden geblokkeerd, én het absolute onnut van zo’n maatregel.
Het internet is de vrije bron van kennis. Laten we dat zo houden.
Vandaag lezen we in verschillende media dat federaal procureur Frédéric Van Leeuw ervoor pleit om het surfen naar websites die oproepen tot terreur, strafbaar te maken. Hallo controlestaat, maar niet met ons. Hoewel dit standpunt ongetwijfeld voor de nodige kritiek zal zorgen, zie ik mij genoodzaakt vast te houden aan het principe van de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Internetcensuur
Internetcensuur is nooit een goed idee. De argumenten daartegen zijn immers legio. Zo heb je bij censuur geen overzicht meer over wat er precies gebeurt. Door iets te blokkeren of het eenvoudige bezoek strafbaar te maken, probeer je iets te verbergen van de publiek toegankelijke bibliotheek, die het internet ongetwijfeld is. Zoiets is vanuit technisch, maatschappelijk en juridisch oogpunt absoluut geen verstandige zaak.
Kijken we eerst naar de maatschappelijke kant van de zaak. Kennis verrijkt, en kennis is macht. Terroristen zullen inderdaad kennis willen delen, maar dit doen ze vandaag al veel meer via Telegram en beveiligde of anonieme platformen, eerder dan via het publieke internet. Geen verstandige terrorist, hij die surft via Google.
Hoe kan je nu de wankele geloofsargumenten ontkrachten, als je de kans ontneemt aan iedereen om haatpropaganda te onderzoeken?
Een ideologische oorlog, zoals die tegen terrorisme, moet worden gestreden met kennis en tegenargumenten, eerder dan via bommen en wapengekletter. Hoe kan je nu de wankele (geloofs)argumenten ontkrachten, als je de kans ontneemt aan iedereen om haatpropaganda te onderzoeken?
Paniekwetgeving
Terroristen komen sowieso aan hun trekken via geëncrypteerde of geheime kanalen, en daar zal dergelijke paniekwetgeving niets aan veranderen. Het is aan overheidsinstanties, -organisaties én waakzame burgers of onderzoekers om kennis te vergaren over de denkwijzen van terroristische organisaties. Het blokkeren of onmiddellijk bestraffen ervan staat gelijk aan het wegmoffelen van deze zaken, eerder dan constructief tegengas te geven.
Technisch is het bovendien erg moeilijk zo’n verbod of bestraffing te gaan handhaven. Gaan we ieder bezoek aan dergelijke sites bestraffen? Moeten ISP’s zoals Telenet en Belgacom straks elke bezoeker actief in de gaten houden wanneer een URL, die ervan verdacht wordt haatinhoud te bevatten, geconsulteerd wordt? Gaan we die toevoegen aan de vrijwel zinloze STOP-pagina’s die momenteel worden gehanteerd? Zo’n STOP-pagina heeft geen enkel nut, aangezien men vaak via het IP-adres nog steeds de site kan consulteren, of wanneer men gebruik maakt van het TOR-netwerk of een ander gelijkaardig systeem.
Is nieuwsgierigheid, hoe ongezond ze misschien ook is, voldoende om strafbaar gesteld te worden?
Als laatste zijn er ook verschillende juridische argumenten die opspelen bij dergelijk voorstel. Is een eenvoudig bezoek aan een haatwebsite een voldoende zwaarwichtig strafbaar feit om hiervoor een bijzondere (!) wet te gaan creëren? Is nieuwsgierigheid, hoe ongezond ze misschien ook is, voldoende om strafbaar gesteld te worden? Indien deze wet gestemd zou worden, is het een slippery slope. Want wat weerhoudt een overheid er dan nog van om ook andere, niet-conformistische, ideeën te gaan blokkeren?
Bovendien zou dergelijke wetgeving zich gaan meten met Europees verworven mensenrechten, zoals artikel 10 EVRM. Elke persoon heeft recht op een vrije mening. Hoewel dat recht geenszins absoluut is, lijkt het een bijzondere juridische opdracht om te gaan bepalen welke website buiten die vrijheid valt, en welke dan weer niet. Bovendien is het hebben van een mening (bijvoorbeeld na het consulteren van zo’n website), helemaal niet strafbaar.
Conclusie
Het internet is een vrijplaats van ideeën, denkwijzen en opinies. Dat daar af en toe een rotte appel in de mand zit, is een zorgelijk maar normaal neveneffect. De maatregelen die men zou willen nemen om het internet te reguleren zijn bijna altijd tevergeefs. Maatschappelijk, technisch en juridisch zijn ze amper relevant, laat staan proportioneel.
Men dient de bron aan te pakken (de uitgever van dergelijke haatsites) en niet de bezoeker die daar naartoe surft. De bron heeft immers een legio aan technische mogelijkheden om zijn haat te prediken, en zal het medium gewoonweg verplaatsen naar moeilijker toegankelijke plekken, met alle gevolgen van dien.
Ik pleit niet voor een straffeloos internet. Ik pleit ervoor om de juiste personen aan te pakken en niet te kiezen voor de gemakkelijke en gevaarlijke weg, die internetcensuur altijd is.
Scientia Potentia Est, zei Francis Bacon ooit. Wellicht is dat nergens relevanter dan op het wereldwijde web.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier