Internetobservatoria: obsessie of malaise?

De recente ontwikkelingen op het vlak van internetveiligheid zijn ons zeker niet ontgaan. Meerdere onrustwekkende berichten in de media trekken onze aandacht en wijzen ons op de zwakheden en problemen van het snelgroeiende internet. Meldingen van de vele hack-pogingen en het stelen van identiteitsgegevens zijn schering en inslag geworden. Snel komen we dan ook met de vraag wat doet onze overheid op dit vlak?

De recente ontwikkelingen op het vlak van internetveiligheid zijn ons zeker niet ontgaan. Meerdere onrustwekkende berichten in de media trekken onze aandacht en wijzen ons op de zwakheden en problemen van het snelgroeiende internet. Meldingen van de vele hack-pogingen en het stelen van identiteitsgegevens zijn schering en inslag geworden. Snel komen we dan ook met de vraag wat doet onze overheid op dit vlak?

In 2001 werd door de toenmalige regering besloten om het “Observatorium van de Rechten op het Internet” op te richten, toen een noemenswaardige beslissing. De opdracht van dit observatorium bestaat erin alle aspecten van de snel evoluerende communicatietechnologie te behandelen zoals economische problemen rond het gebruik van deze technologie, overleg met betrokken actoren, en dit in het belang van iedereen.

Tijdens een jaarlijks parlementair internetforum bracht deze organisatie het verslag van haar activiteiten. Snel werd dit forum uitgebreid met andere organisaties en kwam een interessant debat tot stand. Na enkele jaren werd duidelijk dat dit orgaan niet echt een grote rol zou gaan spelen en met enkele adviezen zich van haar opdracht wou kwijten. Sinds enkele jaren moeten we vaststellen dat dit orgaan in een diepe winterslaap is geraakt.

En dan lezen we plots de beslissing tot het oprichten van een “observatorium voor internetbankieren”. Vraag is dan uiteraard waarom dit niet in het bestaande observatorium onderbrengen ? Naar onze mening geen verstandige aanpak. Door de spreiding van de diensten over verschillende departementen en verantwoordelijkheden maakt men het nog makkelijker voor de cybercriminelen om hun ding te doen.

In het laatste parlementair internetforum hebben wij (ISOC Belgium) reeds aangehaald dat versnippering van inspanningen en mankracht in diverse organen geen oplossing is voor de prangende veiligheidsproblemen. Vandaag hebben we onder meer al het CERT (destijds in handen van Belnet), BISC, B-CCentre en FCCU (met de regionale RCCU’s) en vergeten we zeker niet het BIPT en de nieuwe afdeling Telecommunicatie binnen de FOD Economie. De coördinatie tussen al deze diensten lijkt ons een eerste vereiste vooraleer nieuwe structuren op te starten en de verantwoordelijkheden te (ver)delen. De internetgebruiker blijft meestal op z’n honger zitten en weet meestal ook geen blijf met zijn/haar klachten.

Een voorstel tot het heropleven van het Observatorium van de Rechten op het Internet (ORI) werd door voorgaande regering in de kast opgeborgen. De toenmalige minister van Economie Van Quickenborne, bevoegd voor deze materie, achtte het niet noodzakelijk om het ORI verder te laten bestaan. Tot dusver status quo.

Momenteel legt iedereen zo een beetje zijn digitale veiligheidsnormen zelf vast of krijgt die internationaal opgelegd. België heeft voor alles en nog wat normen gaande van de bakker om de hoek tot de elektriciteitsnetwerken, maar niet voor de beveiliging van de webdiensten, belangrijke netwerken en gegevens.

Het moment lijkt ons dan ook gekomen om eens en voor altijd een definitieve structuur op te bouwen, bestaande uit vertegenwoordiging van de diverse genoemde organisaties, met als hoofddoel te waken over de voortdurende bedreigingen van de Internetgebruikers. Een hervorming van het ORI met deelname van meerdere stakeholders met een duidelijke vertegenwoordiging van de internetgebruikers en met een mandaat dat moet toelaten om normen en voorwaarden vast te leggen, desgevallend op basis van eigen of externe adviezen en studies.

In samenwerking met de verschillende sectoren worden deze normen dan stapsgewijs ingevoerd zodat alle nieuwe toepassingen en webdiensten automatisch van in het begin aan die normen moeten voldoen, terwijl oudere toepassingen en webdiensten een overgangsperiode krijgen voor bepaalde facetten. Alle overheidsopdrachten en -subsidies op het vlak van webdiensten moeten deze voorwaarden verplicht toevoegen aan alle nieuwe markten. Zo vermijdt men telkens weer observatoria te moeten oprichten die na verloop van tijd hun bestaan meer in vraag stellen dan het doel waarvoor ze zijn opgericht…

Rudi Vansnick Rudi Vansnick is president en ceo van Internet Society (Isoc) Belgium

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content