Ben Caudron
Over de zin en onzin van de digitale detox
Een zelfhulpboek dat moet helpen minder afhankelijk te worden van digitale prikkels, heeft weinig zin als een hele verslavingsindustrie net het tegenovergestelde probeert, schrijft Ben Caudron.
Dat er iets schort aan de verhouding die mensen hebben met hun digitale speelgoed, weten we al een tijdje. Wie dat wilde, kon zich door de groeiende stapel wetenschappelijk onderzoek laten informeren. En nu zijn er ook de signalen die de digitale markt zelf ons geeft.
Die markt ontwaart immers een nood die kan gelenigd worden. Echt nieuw is het segment niet: in de Verenigde Staten wordt al jaren geld verdiend met ‘digital detox’. Wie niet oplet, raakt verslaafd aan de zelfhulpboeken, lezingen en workshops die (kapitaalkrachtige) mensen helpen niet langer totaal overgeleverd te zijn aan digitale prikkels.
Nu zal u mij niet horen beweren dat niemand gebaat is met wat het ook is dat de verschillende varianten van die digitale detox ook beweren te vermogen. Al was het maar omdat tussen het cliënteel misschien ook mensen zitten die al aardig geholpen zijn door het besluit explicieter stil te staan bij de manier waarop ze met communicatietechnologieën omspringen. Of, zoals psychotherapeuten al lang weten: de belangrijkste stap naar genezing zit vaak in de erkenning van de noodzaak.
Dit neemt niet weg dat het fenomeen aardig wat vragen oproept. Die vind ik interessanter dan de vraag of de claims van digital detox wel kunnen worden hardgemaakt.
Zullen we ophouden flauw te doen en platformen als Facebook gewoon een verslavingsindustrie noemen?
Digital detox baadt in een discours dat bij voorkeur wetenschappelijkheid laat uitschijnen. Menswetenschappen, maar dan wel de ‘exacte’ variant. Want we hebben het wel gehad met de subjectiviteit van de sociale wetenschappen. Die kunnen we er in tijden van toenemende onzekerheid – oh vloeibaarheid! – even niet meer bijnemen. Liever hechten we geloof aan de illusies van zekerheid. Zekerheid die we uit data menen te kunnen putten. Of uit het voortschrijdend inzicht in onze hersenen. Het mag niet verbazen dat we zo verlekkerd zijn op neurowetenschappen. Dat deze al te vaak misbruikt worden, zoals Paolo Legrenzi en Carlo Umiltà illustreren in Neuromania. On the Limits of Brain Science, kan ons niet deren.
Opnieuw: als verhalen waarin serotonine, dopamine of welke neurotransmitter dan ook een hoofdrol spelen, mensen aanzetten om stil te staan bij wat ze uitvreten, wat kunnen we daar dan op tegen hebben? Is het neurolingo dan niet gewoon een onschuldige afleiding, een extra duwtje in de rug? Ik meen alvast van niet. U hoort me niet ontkennen dat de neurowetenschappelijke kennis er aardig op vooruitgegaan is. Alleen vrees ik dat het voetjesvrijen de verkeerde indruk wekt en gedoemd is om schijnoplossingen aan te reiken. Want de problemen die digitale ontgifting pretendeert aan te pakken, hebben veel minder te maken met een of andere medische toestand, een individueel mankementje en veel meer met een moeilijker te ontwaren politiek-economische realiteit.
Voor die realiteit bestaat geen neurologisch model. Die vraagt om andere inzichten. Die is weinig of niet gebaat bij de neiging de verantwoordelijkheid af te wentelen op het individu, op de verslaafde. Ook die neiging zou niet mogen verbazen. Ze past immers naadloos in het dominante discours. Daarin worden succes en falen ontdaan van elke sociale context. Liever dan te zien hoe het mombakkes van losgeslagen neoliberalisme steeds lelijker wordt, laten we onszelf in slaap wiegen met sprookjes, waarin helden winnen en verliezers alleen zichzelf te verwijten hebben.
Voor de huidige realiteit bestaat geen neurologisch model.
De hoofdrolspelers in het verhaal waaruit het afleidingsmanoeuvre ‘digital detox’ kon ontstaan, zijn als geen ander bedreven in doublespeak. Overtuig uzelf en lees de ‘manifesten’ die Mark Zuckerberg met ons deelt (omdat hij om ons geeft, dat spreekt). In 2012 deelde hij zijn diepste drijfveer met ons. Die was niet commercieel, maar louter sociaal geïnspireerd: mensen moesten geconnecteerd worden. Vandaag volstaat connecteren niet langer. Vandaag wil Zuckerberg eigenhandig de langverwachte wereldgemeenschap tot stand brengen. Dankzij Facebook. Want dat is geen platform dat mensen verleidt data te genereren, maar een sociale infrastructuur, die de noodlijdende sociale instituties te hulp snelt. Zoveel menslievendheid bracht in 2016 alvast miljarden nettowinsten op.
Opdat Facebook mensen nog beter kan engageren (nog zo’n toverwoord!) huurt het de beste UX architecten in. Die moeten uiteraard een beetje kunnen programmeren, maar hebben bij voorkeur toch een diploma sociale psychologie en gedragswetenschappen op zak. Of doctors in de neurologie zich ook mogen aandienen, weet ik niet. Misschien zijn ze iets minder beslagen in de kunst van het engagement, en zijn ze minder goed in verleiding. Of verslaving, zo u wil.
Want zullen we ophouden flauw te doen en platformen als Facebook gewoon een verslavingsindustrie noemen? Zullen we ophouden filantropisch gewauwel te slikken en gewoon erkennen dat connecties, sociale infrastructuur, engagement op zich zonder betekenis zijn? Dat we die connecties en engagement alleen maar nodig hebben omdat ze de infrastructuur vormen waarmee de gebruiker zelf waarde creëert? Het enige wat daarvoor nodig is, zijn de aanhoudende aansporingen om actief bezig te zijn met de app naar keuze.
De succesnummers van vandaag munten uit in subtiele porren.
De succesnummers van vandaag munten uit in subtiele porren. Kwantificatie, bijvoorbeeld. Die zorgen ervoor dat gebruikers terugkeren naar een vorige actieve bijdrage, omdat ze willen weten hoeveel likes die heeft opgeleverd.
Iets minder subtiel zijn de visuele notificaties. Die zorgen ervoor dat meteen duidelijk wordt hoeveel er gebeurd is sinds het scherm de laatste keer werd geaaid.
De meest opdringerige por is uiteraard het geluidje. De ping, de beltoon, zelfs het gezoem van het trillend toestel slagen er wonderlijk in ons af te leiden van waar we ook mee bezig zijn. Naar verluidt onderbreken mensen zelfs een partijtje rampetampen, zodra hun slim toestel hen roept.
Eén van de belangrijkste opdrachten van de architecten in de verslavingsindustrie is de permanente aanpassing van de manieren waarop onze ogenblikkelijke aandacht kan opgeëist worden. Alleen zo kan gegarandeerd worden dat de datastroom blijft kolken en het geld dat met data kan verdiend worden blijft binnenstromen.
U hoort me niet ontkennen dat ergens in de hersenen wel een paar duizend neuronen vuren, telkens de slimme telefoon tot dataproductie aanzet. Misschien helpt een aangehouden portie ‘digital detox’ dan wel om meester te blijven van de situatie. Een diëtist is per slot van rekening ook handig voor wie wil leren om beter om te gaan met de producten van de voedingsnijverheid.
Mij lijkt het echter zinvoller vooral in te zetten op structurele oplossingen. Die worden niet geboden door geïndividualiseerde handelingen. 10 tips om minder te eten halen iets uit, maar zinvoller zou zijn moest de voedingsnijverheid ophouden met de productie van voedsel die tot doel lijkt te hebben om te blijven eten.
En dat is iets wat we niet moeten vragen aan een verslavingsdeskundige. Structurele oplossingen komen er pas als er voldoende bereidheid is bij de actoren die we hebben gemandateerd om in onze naam te waken over evenwichten tussen producenten en consumenten. En zolang dat evenwicht zo scheefgetrokken blijft, valt weinig positiefs te verwachten. Daar zijn de goeroes van ‘digital detox’ niet bruikbaar. Zij doen namelijk niets om de nefaste dynamiek die de digitale economie aanzwengeld, af te wenden. Integendeel, de aandacht voor het modeverschijnsel leidt alleen maar af van de noodzakelijke zoektocht
Ben Caudron is technologiesocioloog, verbonden aan de Erasmushogeschool Brussel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier