Ben Caudron
Pokeren met Google
Maakt Brussel zich, zoals beweerd wordt in de pers, op om Google in stukken te hakken? En is het idee om Google op te splitsen wel zo slecht als de Amerikanen willen laten uitschijnen?, vraagt socioloog, docent en auteur Ben Caudron zich af.
Afgelopen vrijdag gooide Financial Times de knuppel in het mediahoenderhok. Nadat ze een kladje van de resolutie over de Digital Single Market kon inkijken, stuurde de krant een bericht de wereld in. Brussel maakt zich op om Google in stukken te hakken, zo interpreteerden de journalisten de tekst.
Die interpretatie mag dan al naar sensatiezucht ruiken en elementen toevoegen die niet in de oorspronkelijk tekst staan, geheel onterecht is het niet om in het kunstwerkje een zoveelste zet tegen Google te bevroeden. Het voorstel is niet toevallig afkomstig van het Duitse Europarlementslid Andreas Schwab. Het was immers Mathias Döpfner, CEO van de Duitse mediareus Axel Springer, die via een vernuftige open brief aan Eric Schmidt van Google liet weten dat hij bang was van Google, en hij niet alleen. Het is geen geheim dat vooral Duitse politici geneigd zijn te luisteren naar lokale economische belangen en Google het leven zuur willen maken.
Hoewel Google officieel nog niet reageerde, waren de maatpakken allerminst gecharmeerd door Schwabs voorstel, dat misschien al aanstaande donderdag ter stemming voorligt. Zo’n reactie zou immers voorbarig kunnen lijken, zeker omdat Google nergens bij naam genoemd wordt. De tekst heeft het immers over ‘zoekmachines’, en stelt voor om een scherpe grens te trekken tussen de zoekactiviteiten en alle andere initiatieven die door eenzelfde partij worden gecontroleerd. Kwestie van de concurrentie niet al te zeer te vervalsen.
De Amerikaanse pers ging meteen op haar achterste poten staan en had het over een politiek geïnspireerde zet van de oolijkaards van de oude wereld – om de immer vrolijke Rumsfeld nog een keer te parafraseren. Ook de top van Google heeft het politieke motieven. Alsof politici iets anders doen dan politiek gemotiveerde handelingen stellen, maar goed, laten we bij de zaak blijven.
Omdat niet meteen duidelijk is of Europa überhaupt over de macht beschikt om Google in stukjes op te splitsen, werden precedenten in het verleden gezocht. Die kwamen uit bij British Telecom of Microsoft. In beide gevallen loopt de vergelijking mank. Tot nader order is BT een Europees bedrijf, en dus wat makkelijker bij de teugels te grijpen. Ook de vergelijking met Microsoft is onzorgvuldig. Microsoft mocht toen wel een quasi-monopolie in de browsermarkt gehad hebben, die markt was nog relatief jong en in niets te vergelijken met het speelveld waarin Google de absolute alleenheerser is.
Het schot voor de boeg van Schwab is dan ook redelijk nieuw in het spel der titanen. Google – het bedrijf dat geen kwaad wil doen – is erin geslaagd een positie te verwerven die ongezien is. Deze positie gebruikt Google om zich te nestelen in elk onderdeel van elke markt met een voldoende grote kans op winst, en dat blijft allang niet meer beperkt tot online services.
Dat Schwab, en bij uitbreiding het hele Europese parlement, niet over de middelen beschikt om Google tot opsplitsen te dwingen, is in deze niet van belang. Het is er Schwab waarschijnlijk niet eens om te doen. Wat hij wel kan, is meer druk leggen op de onderhandelingen die al jaren bezig zijn tussen de Europese Commissie en Google. Waar de vorige commissaris voor competitie niet meteen geneigd was om Google echt het vuur aan de schenen te leggen, is het nu aan de Deense Margrethe Vestager om haar tanden te laten zien. Dan is zo’n resolutie van het parlement aardig meegenomen.
Rest nog de vraag of het idee om Google op te splitsen wel zo slecht is als de Amerikanen willen laten uitschijnen. Zelfs een ideologisch correcte econoom kan niet ontkennen dat een monopolie op lange termijn de werking van de vrije markt verstoort. Tegelijk zou dezelfde econoom zich inspannen om erop te wijzen hoe zo’n opsplitsing het business model in gevaar brengt en daardoor een rem op innovatie zou zijn. Zonder twijfel zou Google aanvoeren hoeveel goed het bedrijf de wereld ondertussen heeft geschonken (en zouden ze nog geloofd worden ook).
Misschien snijdt het argument van vertraagde innovatie wel hout en is het tegelijk net daarom een argument dat ons zou moeten aanzetten om wel ernstig na te denken over de almacht van Google. In een markt waarin de winnaar alles neemt, komen innovaties in handen van wel heel erg weinig partijen. Het risico ontstaat dat dan alleen wordt geïnnoveerd wat bijdraagt tot de bottom line.
Maar heeft het eigenlijk wel zin om te lang stil te staan bij dergelijke principiële bedenkingen, in een economie die de vrije markt in woorden belijdt en er in de praktijk alles aan doet om deze onmogelijk te maken. Wat is het netto effect als een monopolist opgesplitst wordt in een paar oligarchen? En heeft Google helemaal ongelijk als het dit voorstel als een politiek manoeuvre afdoet; een poging om de lokale monopolisten wat kansen te geven om af en toe ook een rondje te winnen in het pokerspel?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier