Achtergrond: Hoe bepaalt het BIPT wat media is?

. © Getty Images
Pieterjan Van Leemputten

De studie van het BIPT en Capgemini geeft vier cijfers mee op basis van volume en omzet, maar ook volgens een nauwe en brede interpretatie van wat media is. Dat levert enkele opmerkelijke indelingen op.

De nauwe interpretering van media komt er op basis van wat het BIPT strikt als media beschouwt, de brede interpretatie komt er in samenspraak met de mediaregulatoren VRM, CSA en Medienrat.

Met of zonder amateurs

Een eerste onderscheid is of het om een economische dienst gaat. De nauwe aanpak telt enkel media mee als die een economisch doel heeft, denk daarbij aan een videoreportage. De brede aanpak zal ook de grappige video die je maakt tijdens de lockdown aanzien als media.

Een ander verschil is editoriale betrokkenheid. In de nauwe aanpak zal een video die de BBC op haar Facebookpagina plaatst meetellen (tenminste de traffiek die het genereert op het Belgische 5G-netwerk), maar niet als een individu diezelfde video, al dan niet bewerkt, op een persoonlijk YouTube-kanaal zet. Daarbij geeft de studie een zeer opmerkelijk voorbeeld: Als het professionele tv-kanaal Playboy TV een video plaatst op Pornhub dan telt dat in de nauwe interpretatie mee als media. Maar als een amateur zijn of haar erotisch stuntwerk upload dan telt dat niet mee. Bij de brede interpretatie worden beiden meegeteld.

Ook gaat het enkel om media die via elektronische communicatienetwerken worden verzonden of gestreamed. Dat is logisch gezien de studie over mediaverbruik via die netwerken gaat, en moet het beschikbaar zijn voor het brede publiek.

Dat laatste is een belangrijk detail, want dat wil zeggen dat bewakingscamera’s die hun beelden via 5G verzenden zowel in de nauwe als brede interpretatie niet meetellen als media. Het gaat immers om beelden die niet breed beschikbaar zijn. Die beelden vallen vandaag overigens ook niet onder de bevoegdheid van de minister van Media.

Hoeveelheid Vs opbrengst

De studie becijfert naast een brede en nauwe aanpak ook twee andere uitkomsten: hoeveel brengt het op en hoeveel data wordt er gegenereerd. Wordt je autorit van Hasselt naar Oostende gefilmd in 4K en tienduizend keer bekeken op YouTube, dan zal dat ettelijke gigabytes aan datavolume opleveren, maar u gaat er met uitzondering van wat schamele advertentie-euro’s geen omzet mee genereren.

Maakt iemand een reeks voor Netflix die slechts door drie mensen via 5G wordt bekeken dan zal de hoeveelheid geconsumeerd datavolume laag liggen. Maar de omzet is hier wel een stuk hoger, als er werd onderhandeld met Netflix welteverstaan.

.
.© BIPT/Capgemini

Volume en omzet liggen in de studie vrij dicht bij elkaar. In de nauwe interpretatie van het begrip ‘media’ is dat luik goed voor 4,94 procent van het datavolume. De omzet is daar 7,94 procent. Of anders gezegd: professionele media zal maar een stukje uitmaken van wat we allemaal via 5G versluizen.

Bij de brede interpretatie van ‘media’ gaat het om 17,79 procent van het datavolume en 28,20 procent van de omzet.

Het gaat daarbij niet enkel om wat er anno 2020 wordt geconsumeerd, maar wel om een inschatting van de totale consumptie tussen 2019, toen de studie begon, en 2040. Kortweg de looptijd van licenties die binnenkort worden geveild.

Waarom zo weinig?

Maar in beide interpretaties lijkt ‘media’ eerder weinig uit te maken van het totale datavolume of de totale omzet. Waarom is dat zo als we steeds meer video in hogere kwaliteit consumeren?

In datavolume verwacht het onderzoek dat 34 procent van alle data tussen 2019 en 2040 wordt gegenereerd voor en door individuen. 66 procent is afkomstig van objecten.

Omdat er meer via 5G zal worden verstuurd dan enkel video. Het zijn ook onze slimme toestellen, het is data die in real-time wordt doorgestuurd om dingen op te volgen. Maar een grote slokop is ook de zakelijke markt.

De studie maakt daarbij een onderscheid tussen individuen (de consument, de werknemer) en objecten (de zakelijke markt, minus werknemers). In datavolume verwacht het onderzoek dat 34 procent van alle data tussen 2019 en 2040 wordt gegenereerd voor en door individuen. 66 procent is afkomstig van objecten. De twee samen zijn goed voor 105.509.753.000 gigabyte, of ongeveer 105,5 exabyte.

Kijken we naar inkomsten dan is die verhouding vrij gelijklopend. Hier gaat het om 69,9 procent voor individuen (bijvoorbeeld de kost van uw gsm-abonnement) en 31,1 procent voor objecten (onder meer de kost van een dataverbinding voor een hoop sensoren). Hier gaat het om 119,7 miljard euro.

Het BIPT en Capgemini verwachten dat het volume voor ‘objecten’ vanaf 2025 stevig zal groeien. Het houdt daarbij in rekening dat veel van hen via wifi of vaste netwerken zullen lopen en dat de adoptie in België misschien niet zo snel loopt, maar de digitale revolutie zal uiteindelijk voor een groot deel via 5G lopen.

De hoeveelheid data die objecten zullen verzenden via het mobiele netwerk evolueert. Tegen 2030 zullen smart cities en automotive de grote slokops zijn. Tegen 2040 zal ook manufacturing een grotere mobiele dataverbruiker zijn.
De hoeveelheid data die objecten zullen verzenden via het mobiele netwerk evolueert. Tegen 2030 zullen smart cities en automotive de grote slokops zijn. Tegen 2040 zal ook manufacturing een grotere mobiele dataverbruiker zijn.© BIPT/Capgemini

Alleen al voor automotive verwacht het onderzoek dat tegen 2030 wagens 31,79 procent van het totale datavolume van objecten op zich zal nemen. Tegen 2040 zakt dat weer naar 20,57 procent. Maar dat komt vooral omdat andere segmenten nog meer zullen groeien. Voor manufacturing rekent men op 10,34 procent tegen 2030 en zelfs 31,11 procent tegen 2040.

Toepassingen rond smart cities lijken daarbij de grootste slokop: 47,53 procent tegen 2030 en 31,64 procent tegen 2040. Het merendeel van dat datavolume is afkomstig van bewakingscamera’s. Ook hier is er dus sprake van video, al telt dat niet mee als ‘media’ voor de verdeelsleutel die de studie concludeert.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content