Het voorstel van de internationale domeinnaambeheerder Icann om nieuwe internetachtervoegsels toe te laten wordt al enige tijd op de lange baan geschoven. Intussen flakkert ook de oude vete tussen ccTLD’s en gTLD’s weer op. Want wat komt nu weer eerst: .vla of .?
Het startschot voor de biedingronde voor nieuwe domeinnamen zal hoogstwaarschijnlijk pas in 2010 vallen, en daar zijn verschillende redenen voor. Bedrijven en andere merkenhouders liggen dwars omdat ze vrezen dat het heel wat geld gaat kosten om hun merknamen veilig te stellen. Fortis zou bijvoorbeeld al fortis.bank, fortis.brussels of fortis.eenderwat moeten claimen om domeinkaping, fishing en fraude tegen te gaan.
Het handboek voor geïnteresseerde partijen dat nu voorligt bij Icann, vertoont trouwens sowieso nog meer zwakke punten. Naast het probleem met de merknamen is het evenmin duidelijk wat de technische impact van nieuwe gTLD’s ( generic top level domains) zal zijn op de rootzone, laat staan dat er een economische studie gevoerd is naar de impact van nieuwe suffixen op de markt.
Minder bekend is dat Icann nog andere belangrijke katjes te geselen heeft, met name de implementatie van het Fast Track proces voor IDN ccTLD’s ( country code top level domains). IDN’s ( internationalised domain names) zijn topleveldomeinen met andere dan Latijnse tekens. Landen zoals China, India en Rusland dringen al lang aan op de introductie van IDN’s. Ze opperen dat domeinnamen met alleen Latijnse karakters vaak onwerkbaar zijn voor niet ascii-keyboards, en de digitale kloof vergroten omdat heel wat mensen de Latijnse tekens niet machtig zijn. Als gevolg hiervan, wordt er in de zijlijn een oude strijd opgerakeld tussen de registrars (bedrijfjes die gTLD’s zoals .com en .org registreren) en de registries (organisaties die country code domeinen zoals .be, .eu of .nl uitbaten).
“De ccTLD’s willen zo snel mogelijk aan de vraag naar IDN’s kunnen beantwoorden, terwijl voor de commerciële gTLD’s niet zozeer het tijdstip van introductie van belang is, maar wel wie als eerste de markt zal kunnen betreden”, aldus Peter Van Roste van CENTR, de associatie van Europese registries. “De uitbaters van gTLD’s vrezen dat wanneer het Fast Track proces voor IDN ccTLD’s er komt vóór de introductie van de nieuwe generische internetachtervoegsels, de registries een dergelijk groot stuk van de markt gaan inpalmen, dat er bijna geen interesse meer zal zijn voor nieuwe gTLD’s.”
Een voorbeeld: Stel dat het Fast Track proces er snel komt, en dat de Chinese registry .cn als eerste op de markt komt met een equivalent van .cn in Chinese tekens, dus vóór dat commerciële partijen dat kunnen doen. Dan heet het dat het gras een beetje weggemaaid wordt voor de voeten van de registrars en de gTLD’s. “Zoals het er nu naar uitziet, lijkt het of de Fast Track voor IDN ccTLD’s sneller klaar gaat zijn dan het proces voor de nieuwe gTLD’s, iets wat de registrars liever niet zien gebeuren”, gaat Van Roste verder. “Daarom ook dat er nu verwarring gecreëerd wordt over het aantal letters waaruit een ccTLD zou moeten bestaan, wat het hele fast track proces vertraagt. Vroeger diende een country code twee letters te tellen. Ging je daar boven, werd je beschouwd als een gTLD. Maar bij IDN’s is dat niet vol te houden. Sommige landen hebben in hun IDN sowieso meerdere karakters. Bovendien kan het tellen van karakters toch niet de enige mogelijkheid zijn om uit te maken of een domein een land vertegenwoordigd of niet? Als de TLD de naam van een land is, of een herkenbare afgeleide, dan is het een ccTLD.”
Ook een centenkwestie
Het belangrijkste verschil tussen registries (ccTLD’s) en registrars (gTLD’s) is de partij waar ze verantwoording aan af te leggen hebben. Bij registries is dat de lokale gemeenschap, bij gTLD’s is dat Icann. In België bestaat de lokale gemeenschap uit een samenwerkingverband tussen de overheid, ISPA, Beltug en Agoria. De regels die ccTLD’s hanteren voor de registratie van een domeinnaam, hangen dan ook af van de lokale wetgeving. Voor de Belgische privacycommissie is het bijvoorbeeld onduldbaar dat Icann zou gaan bepalen wat DNS.be kan of mag doen met de root.
“Een ander belangrijk gevolg van het onderscheid tussen ccTLD’s en gTLD’s is dat registries niet verplicht zijn om een bijdrage te leveren aan Icann”, aldus nog Van Roste. “Bij gTLD’s is dat wel het geval. Deze laatsten zouden uiteraard graag zien dat alle partijen op een eenduidige manier bijdragen aan de kosten. En ook Icann lijkt geneigd om van nieuwe IDN ccTLD’s een bindende overeenkomst én een bijdrage te vragen. De organisatie zou graag zien dat het onderscheid tussen gTLD’s en ccTLD’s weggewerkt wordt.”
Verdedigt Van Roste enkel de eigen winkel wanneer hij zich hiertegen verzet? “Kijk, voor China en Rusland zie ik niet meteen problemen opduiken. Maar neem nu India, waar een 27-tal verschillende schrifturen gebruikt worden. Daar zal er geen grote markt zijn voor sommige van die IDN ccTLD’s, terwijl het op sociaal vlak toch nuttig is om ze in te voeren. Als IDN ccTLD’s gelijkgeschakeld worden met gTLD’s, en de contributie aan Icann dus flink gaat moeten stijgen, zullen heel wat gemeenschappen de grootste moeite hebben om dat geld op tafel te kunnen leggen, en zal het hele proces een slag in het water zijn.”
Op dit ogenblik bedraagt de bijdrage van de ccTLD’s aan Icann twee of drie procent van de inkomsten, goed voor een totaal van 1,4 miljoen euro per jaar. Het gaat om een vrijwillige contributie. Maar wat doen registries dan met de winst, willen we nog weten? Of hoe wordt die winst terug naar de community gebracht?
“In België wordt de winst die DNS maakt bijvoorbeeld in campagnes gestoken om iedereen een webplekje te geven, of recent nog in een project zoals PC Solidarity, waarbij 9000 pc’s ter beschikking gesteld worden van scholingsprojecten voor minderbedeelden. In een land zoals Oostenrijk wordt ISPA gesubsidieerd met de winst van de registry, wat tot gevolg heeft dat Oostenrijk een modelland is op het vlak van liberalisering van de telecomsector.”
Frederik Tibau
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier