België schrijft computergeschiedenis

In België ontbrak lange tijd aandacht voor de geschiedenis van computers en informatica. Daar komt nu verandering in. Op het CWI-congres ‘Pioneering Software in the 1960s, Germany, The Netherlands and Belgium’ gaan historici in op de beginjaren van de Belgische software-industrie.

Het congres vindt plaats van 2 tot 4 november in het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam. Jacques Loeckx, emeritus hoogleraar in Keulen, behandelt de pioniersperiode 1950-1962 waarin diverse computers hun entree in België maken. Ook schetst hij de ontwikkeling vanaf 1963, wanneer voor het eerst Belgisch softwareonderzoek plaatsvindt. Loeckx maakte zelf in de jaren zestig deel uit van de groep ‘Michel Sintzoff’ die nauw betrokken was bij de ontwikkeling van de programmeertaal ALGOL 68.Een andere spreker op het congres, Sandra Mols, neemt het ontstaan van de Belgische software-industrie in de vijftiger en zestiger jaren onder de loep, met de universiteit van Leuven als praktijkvoorbeeld. Mols is recent in Manchester gepromoveerd op de geschiedenis van vroeg rekenmachine-gebruik.Congres-coördinator en computerhistoricus Gerard Alberts vertelt dat in 1955 in Antwerpen de eerste computer van België in gebruik werd genomen. De constructie van deze machine was al in 1952 van start gegaan bij het BTMC (de Belgische vestiging van Bell Telephone Manufacturing Company). De leiding lag in handen van Vitold Belevitch. Hij werd vervolgens voorzitter van het ‘Comité d’Etudes et d’Exploitation des Calculateurs Electroniques’. Het volgende project was de bouw van een computer voor de First National City Bank en de instelling van een commissie voor elektronische apparatuur.Daarmee was het land volgens Alberts geen voorloper op dit terrein, maar werd wel een basis gelegd om in de jaren 60 voluit mee te spelen in de ontwikkeling van software. De kern hiervan vormde het in 1963 opgerichte laboratorium van Philips in Brussel, MBLE. En opnieuw speelde Belevitch een hoofdrol; professor Casimir van het Philips Natlab in Eindhoven haalde hem naar Nederland om de leiding van dit laboratorium op zich te nemen. Daar hield men zich bezig met de ontwikkeling van software engineering: ontwerp van programmeertalen, constructie van compilers en applicatieprogrammatuur. De al eerder genoemde groep ‘Sintzoff” voerde hier het ALGOL 68-werk uit. De leiding over het ontwerp van deze programmeertaal lag overigens bij Aad van Wijngaarden op het Mathematisch Centrum in Amsterdam.Alberts komt met de anekdote dat wat met overgave in Amsterdam in elkaar werd gestoken aan nieuwe voorstellen voor de nieuwe taal, met een zeker genoegen in Brussel weer gedemonteerd werd. “Nergens in de wereld begreep men de Amsterdamse ideeën zo goed als in Brussel. Langs deze weg verwierf België zich een plek in de software-ontwikkeling.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content