Vlaamse Regulator voor de Media in Wonderland
Kritische beschouwingen bij ontwerp-beslissing openstellen Telenet-netwerk.
In een recent opiniestuk (De Tijd 22 december 2010) wordt de ontwerpbeslissing van de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM) over het openstellen van het Telenet-netwerk toegejuicht als een “logische keuze” met “normaliter op termijn positieve gevolgen voor de kwaliteit en de diversiteit van het aanbod, en dus ook voor de consument”. Het lijkt om een erg technische beslissing te gaan, maar niets is minder waar. Ondanks alle steun die het streven naar meer concurrentie op de telecom- en omroepmarkten verdient, zijn enkele kritische bedenkingen op hun plaats.
Vooreerst rijst de vraag welk probleem de VRM met zijn beslissing precies wil oplossen. Want zeker de Vlaamse omroepgebruikers zijn verwend met toegang tot twee heel performante netwerken voor digitale interactieve televisie, naast satelliet en DVB-T. Niemand betwist dat zelfs de uitdager op die markt (Belgacom) met zijn IPTV-platform tot de Europese tot behoort. Bovendien bestaat er vrij ruime consensus over het feit dat de Vlaamse mediagebruiker kan genieten van een hoogstaand programma-aanbod. (Nog) betere netwerken, zenders of programma’s zijn dus weinig waarschijnlijk… Lagere prijzen zijn al helemaal uitgesloten: nu al betalen wij voor radio en televisie bijna de laagste prijzen in de Europese Unie. Kortom, er bestaat een reëel risico dat de beslissing enkel het precaire evenwicht op de markt in gevaar zou brengen, met hogere prijzen, minder goede programma’s of minder performante netwerken tot gevolg.
Toegegeven, het feit dat die twee netwerken er überhaupt zijn, is geen toevalligheid, maar een gevolg van de beslissing van de Vlaamse Regering om Telenet destijds (mee) in de markt te zetten. Zo opteerde de Vlaamse Regering voor infrastructuurconcurrentie: Telenet en Belgacom concurreren door elk een eigen netwerk aan te leggen en te onderhouden. Ook over het feit dat infrastructuurconcurrentie – waar mogelijk – te verkiezen valt boven “dienstenconcurrentie” bestaat zo goed als geen discussie:er wordt immers geconcurreerd over een groter deel van de waardeketen. Met zijn ontwerpbeslissing kiest de VRM nu voor het lanceren van dienstenconcurrentie in de omroepsector: andere operatoren zullen – zelfs zonder eigen netwerk – met Belgacom en Telenet concurreren. Nog los van de complexiteit van het verder operationaliseren van dat model en de kostprijs daarvan, is het belangrijkste risico dat de VRM als een selffulfilling prophecy de marge voor die dienstenconcurrenten voldoende groot zal willen houden, met alle nefaste gevolgen voor de investeringen in netwerken en programma’s van dien. In elk geval blijkt uit de telecomsector dat het succesvol in stand houden van zowel infrastructuur- als dienstenconcurrentie geen sinecure is…
Opmerkelijk is verder dat de VRM met zijn collega-toezichthouders (zoals het BIPT, de CSA en de Medienrat) kennelijk intens heeft samengewerkt: de verschillende beslissingen nemen nagenoeg letterlijk elkaars bewoording en motivering over… Op dit vlak had het Grondwettelijk Hof destijds het schot voor de boeg gegeven door samenwerking op te leggen. In navolging daarvan werd in 2006 een samenwerkingsakkoord afgesloten dat de procedures voor samenwerking bepaalt. Uit hun ontwerpbeslissingen blijkt dat de toezichthouders kennelijk volledig buiten dat bestaande kader om hun ontwerpbeslissingen hebben afgestemd. Of correcter: uit de beslissingen blijkt minstens niet het tegendeel. Het mag duidelijk zijn dat dit vanuit juridisch oogpunt allerminst evident is.
Tot slot kunnen vanuit democratisch oogpunt ook vraagtekens worden geplaatst bij dergelijke beslissingen van onafhankelijke toezichthouders, zeker wanneer daarbij door de Regeringen goedgekeurde en door het Parlement bekrachtigde (overleg)procedures worden omzeild. Gelet op de impact die de beslissingen zouden kunnen hebben op het precaire evenwicht op de markten, lijkt ruimer debat aangewezen. Dat de prijs voor toegang tot breedband in ons land aan de hoge kant is, zal slechts door weinigen worden ontkend. Maar of daaruit volgt dat de Vlamingen zo maar moeten aanvaarden dat hun mediatoezichthouder als leerling-tovenaar meewerkt met het federale BIPT aan het in gevaar brengen van het evenwicht op de omroepmarkten is – gelet op de ruimere politieke actualiteit – nog maar de vraag…
David Stevens David Stevens is onderzoeker media- en communicatierecht van het Interdisciplinair Centrum voor Recht en ICT (
www.icri.be
) van de K.U.Leuven, voorzitter van de Sectorraad Media van de Vlaamse Strategische Adviesraad Cultuur, Jeugd, Sport en Media en voorzitter van het federale Raadgevend Comité voor de Telecommunicatie. Deze bijdrage geeft enkel zijn persoonlijke standpunt weer.
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Tijd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier