Ursula von der Leyen

‘We mogen de digitalisering niet op zijn beloop laten: Europa moet de digitale transitie zelf vormgeven’

Ursula von der Leyen Voorzitter van de Europese Commissie

Voorzitter Ursula von der Leyen staat stil bij de digitale plannen van de Europese Commissie. ‘Zo’n digitaal Europa is Europa op zijn best: een open, eerlijk, divers, democratisch en zelfverzekerd continent.’

Ik geloof in technologie. Dat komt door mijn studie geneeskunde. Ik heb toen met eigen ogen gezien hoe technologie ons leven verandert, levens redt en het ondenkbare mogelijk maakt.

Antibiotica, een röntgenfoto of een MRI-scan: voor ons niks bijzonders. Maar ooit waren het wonderen, een revolutie voor de mensheid.

Technologische wonderen volgen elkaar steeds sneller op. We opereren steeds nauwkeuriger, sporen kanker sneller op en geven behandelingen op maat.

We mogen de digitalisering niet op zijn beloop laten: Europa moet de digitale transitie zelf vormgeven.

Dat alles gebeurt hier en nu, in Europa. Voor mij is dit nog maar het begin. Ik wil dat dit overal de norm wordt: bij boeren en banken, cultuur en klimaatbescherming, in de bouw en bij terrorismebestrijding.

Dat is de visie achter de nieuwe digitale strategie van de Europese Commissie.

Digitalisering is goed voor onze economie en biedt oplossingen voor problemen overal ter wereld. Niet-persoonsgebonden gegevens moeten toegankelijk zijn voor iedereen, burgers, overheden en bedrijven. Zo’n digitaal Europa is Europa op zijn best: een open, eerlijk, divers, democratisch en zelfverzekerd continent.

Onze strategie is breed en gaat van cyberbeveiliging tot kritieke infrastructuur, onderwijs, democratie en media. Maar ook groen: onze datacentra moeten vóór 2030 klimaatneutraal zijn.

We mogen de digitalisering niet op zijn beloop laten. Onze rechten en onze privacy moeten we online net zo goed verdedigen als offline. We moeten zelf kunnen bepalen wat er in ons leven en met onze persoonlijke gegevens gebeurt. We moeten op technologie kunnen vertrouwen.

Ik begrijp het wantrouwen van sommigen tegen technologie, en vooral technologiebedrijven, doordat grote online spelers misbruik maakten van klantgegevens. Of doordat desinformatie verantwoorde journalistiek buitenspel zet.

Maar juist om de scepsis en het pessimisme te doorbreken, moet Europa de digitale transitie zelf vormgeven. Ook grote commerciële digitale spelers moeten hun verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld door ons toegang te geven tot hun data. Waar nodig, zullen we dat in wetgeving gieten.

Onze digitale transitie moet leiden tot meer bescherming, maar ook tot meer kennis en kansen voor iedereen. Hiervoor moet Europa haar eigen digitale capaciteit opbouwen, bijvoorbeeld met kwantumcomputers, 5G, cyberbeveiliging en kunstmatige intelligentie. Hierin willen we strategisch investeren, opdat EU-geld lidstaten en particuliere investeerders over de streep trekt.

Technologie en data zijn niet alleen belangrijk voor grote spelers. Kleine startups komen vaak met grootse ideeën, maar groeien is moeilijk in Europa. Startups in België moeten kunnen groeien en investeerders kunnen aantrekken.

Hiervoor moeten we onze krachten bundelen. Niet om allemaal hetzelfde te doen, maar om onze schaal en diversiteit te benutten voor meer innovatie.

Daar moeten we genoeg geld voor uittrekken. Daarom wil ik deze week in de Europese Raad aandringen op een moderne en flexibele EU-begroting die investeert in onderzoek, innovatie en opleiding.

Zo kan Europa de toon aangeven in de sectoren met het meeste potentieel, zoals data en kunstmatige intelligentie, waarvoor wij deze week ook specifieke plannen presenteren.

Bij data blijft de bescherming van persoonsgegevens voorop staan. We hebben al de strengste regels ter wereld en nu willen we Europeanen nog meer controle geven.

Nu zijn er ook nog allerlei data die een onontgonnen goudmijn zijn in de data-economie van de toekomst: anonieme data van weggebruikers, weersgegevens van vliegtuigen en satellietbeelden, maar ook industriële en commerciële data over de werking van motoren of het energieverbruik van apparaten.

Met zulke niet-persoonlijke data kunnen we nieuwe, efficiëntere en duurzamere producten en diensten ontwerpen. En die data krijgen we bijna voor niks. Toch laten we nog 85% van alle data onbenut. Dat moet veranderen.

We ontwikkelen een wettelijk kader en operationele normen voor Europese gegevensruimten. Daarin kunnen bedrijven, overheden en onderzoekers hun data opslaan en betrouwbare gegevens van anderen raadplegen onder veilige omstandigheden die voor iedereen toegevoegde waarde en een billijke vergoeding opleveren.

Die datapools kunnen weer leiden tot meer, betere en betrouwbaardere kunstmatige intelligentie in Europa waarmee kleine bedrijven nu al energie besparen, hun transport vergroenen of betere diagnoses stellen.

Ondernemers moeten optimaal profiteren van kunstmatige intelligentie. Daarom investeren we in een netwerk van lokale digitale-innovatiehubs en expertisecentra voor geavanceerd onderzoek en onderwijs.

Tegelijkertijd moet kunstmatige intelligentie op alle gebieden blijven voldoen aan de strenge Europese normen. We moeten onze veiligheid, privacy en gelijke behandeling op de arbeidsmarkt beschermen als algoritmes beslissingen gaan beïnvloeden. Vooral risicovolle toepassingen volgen we op de voet, bijvoorbeeld op het gebied van onze lichamelijke of geestelijke gezondheid, werkgelegenheid of rechtshandhaving.

We willen geen extra regels, maar wel praktische garanties, verantwoordingsplicht en menselijk ingrijpen bij gevaar of geschillen. In andere sectoren hebben we alles goed geregeld, van auto’s tot levensmiddelen, en met dezelfde logica en normen richten we ons nu op de data-economie.

Ik vat het samen met de term “technologie-soevereiniteit”: Europa moet haar eigen keuzes kunnen maken, op basis van haar eigen waarden en volgens haar eigen regels. Zo hoop ik dat we allemaal in technologie gaan geloven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content