Amerikaanse politici willen verantwoordelijkheid internetplatforms afdwingen

Eva Schram Correspondent voor Knack.be in Noord-Amerika.

Sinds Twitter factchecks plaatste bij berichten van Donald Trump, is de Amerikaanse president op een missie de vrijheid van internetplatforms rondom moderatie aan banden te leggen. En ook sommige Democraten zijn daar wel voor te porren.

In 1996, toen het moderne internet nog in de kinderschoenen stond, werd in Amerika sectie 230 van de Communications Decency Act ingevoerd. De passage in de wetgeving houdt in het kort in dat een internetserviceprovider niet aansprakelijk is voor de content op het platform, zoals een uitgever van een krant dat bijvoorbeeld wel is. Ook mag een provider ‘in goed vertrouwen’ berichten aanpassen of verwijderen als ze obsceen of beledigend zijn, zonder vrees via het burgerrecht aangeklaagd te worden.

Internetactivisten zeggen dat sectie 230 de reden is dat we anno 2020 een grotendeels vrij en open internet hebben. Het biedt bedrijven als Facebook, Alphabet en Twitter bescherming, omdat ze niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor wat er op hun platforms gebeurt.

Er zijn uitzonderingen: de bedrijven zijn wel aansprakelijk voor schending van intellectueel eigendom en kinderporno. Als gevolg treden de bedrijven tegen dat soort content hard op. En ook wat aanzetten tot haat betreft doen de platforms het nodige: in het eerste kwartaal van 2020 haalde Facebook bijvoorbeeld 10 miljoen items (berichten of reacties) offline, waarvan 88 procent voordat het überhaupt door iemand gezien was.

Geeft een wet uit 1996 techbedrijven te veel dekking?

Twijfel in Washington DC

Maar geeft sectie 230 de techbedrijven te veel dekking? Die mening is steeds meer Amerikaanse politici, aan beide kanten van het politieke spectrum, aangedaan. In december 2019 gaf presidentskandidaat Joe Biden al aan dat hij vond dat sectie 230 ‘onmiddellijk ingetrokken’ moest worden. Voormalig presidentskandidaat Elizabeth Warren zei begin februari dat de passage aangepast moest worden.

Toen Twitter in mei bij twee tweets van president Donald Trump een factcheck plaatste kwam sectie 230 volop in de schijnwerpers. De factcheck werd in conservatieve kringen opgevat als het willekeurig handhaven van Twitters huisregels.

Al jaren klagen conservatieven dat sociale media hun berichten strenger censureren dan die van progressieven. Toen Mark Zuckerberg in 2018 voor het Amerikaanse Congres getuigde over het Cambridge Analytica-schandaal, gingen opvallend veel vragen van Republikeinse leden over een vermeende anti-conservatieve bias op het platform.

Trump eiste per decreet dat de Federal Communications Commission (FCC) er op toe gaat zien dat platforms die berichten verwijderen of aanpassen dat ‘in goed vertrouwen’ doen. Zoniet, dan moet de bescherming voor aansprakelijkheid niet gelden.

‘Sectie 230 was nooit bedoeld om een handjevol bedrijven het recht te geven in titanen te veranderen die vitale wegen voor onze nationale discussie controleren – onder het mom van het promoten van open fora voor debat – om deze kolossen vervolgens algemene immuniteit te geven, terwijl ze hun macht om content te censureren misbruiken en perspectieven die ze niet waarderen het zwijgen kunnen opleggen’, leest het decreet.

Als Trump zijn zin zou krijgen, zou de FCC, een agentschap van de Amerikaanse overheid, flinke zeggenschap krijgen over wat wel en niet toelaatbaar is online. Daar zitten de techbedrijven uiteraard niet op te wachten, maar ook voor voorstanders van een vrij internet is dat een dramatisch vooruitzicht.

Ministerie van justitie komt met document

Het decreet van Trump wordt vooral als symbolisch gezien – en de FCC heeft al aangegeven geen nieuwe regels op te stellen naar aanleiding van het decreet alleen. Maar deze maand kwam er ook een wetsvoorstel van de Republikeinse senator Josh Hawley, die hetzelfde soort veranderingen voorstaat, en een document met richtlijnen hoe sectie 230 aangepast zou moeten worden van de minister van Justitie William Barr.

Het ministerieel document dient niet als wet, maar geeft juist aanwijzingen rond welke thema’s parlementsleden wetten zouden moeten indienen. Het wordt in Silicon Valley daarom met argusogen bekeken. Niet alleen stelt de minister voor wettelijk vast te leggen wat ‘in goed vertrouwen’ betekent, maar Barr vindt ook dat platforms ‘de mogelijkheid moeten behouden autoriteiten te helpen met het verkrijgen van content (d.w.z. bewijs) in een volledig, leesbaar en bruikbaar format.’

Nieuwe overheidsinitiatieven betekenen mogelijk het einde van end-to-end encryptie.

Dat zou het einde van end-to-end encryptie betekenen, waar Whatsapp bijvoorbeeld gebruik van maakt, en wat ervoor zorgt dat alleen de verzender en ontvanger van een bericht de inhoud kunnen lezen. End-to-end encryptie wordt steeds meer de standaard. Facebook gaf al aan dat alle diensten die het biedt, inclusief Facebook Messenger en Instagram, uiteindelijk via het protocol zullen werken.

Barr raadt tenslotte aan de zinsnede ‘aanstootgevende content’ uit sectie 230 te halen, omdat hij vindt dat het te breed interpreteerbaar is. Het zou de platforms het recht geven conservatieve content te verwijderen omdat ze die ‘aanstootgevend’ vinden. Maar uit onderzoek van non-profitorganisatie Media Matters in 2018 en 2019 blijkt dat conservatieve en progressieve Facebook-pagina’s grofweg hetzelfde niveau aan interacties hebben.

De zorgen van Silicon Valley rondom Barrs document lijken ondertussen al snel werkelijkheid te worden. Afgelopen dinsdag dienden Republikeinse wetgevers de The Lawful Access to Encrypted Data Act in. Dat is een wetsvoorstel dat de Amerikaanse politie en justitie het recht zou geven op versleutelde data. Tot grote zorgen van privacy-activisten.

‘Dit is de frontale nucleaire aanval op encryptie waar we al voor vreesden, maar die vooralsnog geen enkele wetgever durfde in te zetten’, zei Riana Pfefferkorn, docent surveilliance en cybersecurity aan de Stanford-universiteit, aan NBC News.

Wet van Democraat en Republikein

Mochten Trump, Barr en Hawley sectie 230 weten in te perken, zou mogelijk juist het tegenovergestelde kunnen gebeuren van wat ze beogen. Als platforms als Youtube, Twitter en Facebook (maar ook Reddit of Yelp) aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de letterlijk miljarden berichten die gebruikers dagelijks plaatsen, zullen ze veel strenger optreden in hun moderatie-beslissingen.

Ze kunnen zich immers niet permitteren illegale content online te laten staan, als ze daarvoor aangeklaagd kunnen worden. Dat zou meer controle op de vrijheid van meningsuiting betekenen, niet minder, zoals de conservatieven graag willen.

Er zijn ook andere initiatieven. Woensdag introduceerden een Democratische en Republikeinse senator samen een initiatiefwet, met de naam Platform Accountability and Consumer Transparency (PACT) Act, die de internetplatforms meer verantwoordelijkheid toedicht zonder ze bloot te stellen aan duizenden potentiële rechtszaken – zoals het voorstel van Hawley mogelijk zou doen.

Met de PACT-wet zouden de platforms verplicht worden veel transparanter te worden over hun moderatiebeslissingen, onder andere door kwartaalrapporten. Bovendien zouden er formele systemen moeten komen via welke gebruikers een klacht kunnen indienen over moderatiebeslissingen.

Sectie 230 mag dan wel tot een vrij internet geleid hebben, het heeft het ook dingen mogelijk gemaakt die verachtelijk zijn. Denk aan een opleving van nazisme, omdat aanhangers elkaar beter weten te vinden, of revenge porn. Het zijn dat soort uitwassen die Amerikaanse wetgevers van beide partijen willen aanpakken. Met de PACT-wet zou dat mogelijk kunnen, en het is niet uitgesloten dat de wet voldoende steun krijgt van beide kanten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content