Pieter Van Nuffel
‘Na dertig jaar blijft er nog weinig over van het world wide web, en dat moet ons zorgen baren’
Vandaag wordt de dertigste verjaardag van het wereldwijde web gevierd. “Maar de verjaardagstaart smaakt wat zuur”, schrijft Data News-redacteur Pieter Van Nuffel.
Op 12 maart 1989, vandaag 30 jaar geleden, lanceerde Tim Berners-Lee een voorstel dat de wereld zou veranderen. Hij werkte toen aan CERN, het onderzoeksinstituut voor deeltjesfysica waar honderden wetenschappers samenwerken aan grootschalige experimenten. Zij konden wel een efficiënte manier gebruiken om informatie over hun projecten uit te wisselen. Daarom stelde Berners-Lee een systeem voor waarmee je documenten kan delen die hyperlinks bevatten naar andere documenten.
Samen met de Belg Robert Cailliau bouwde hij dat systeem beetje bij beetje uit. Ze ontwikkelden het achterliggende HTTP en de computertaal die daarvoor werd gebruikt, HTML. In 1990 bouwden ze de eerste browser en in augustus 1991 zetten ze de allereerste website online: http://info.cern.ch. Dat werd het begin van een van de mooiste uitvindingen die de mensheid ooit heeft voortgebracht: het world wide web.
Dat world wide web mag u overigens niet verwarren met ‘het internet’, dat veel ouder is. De voorloper ervan, ARPANET, werd al in 1969 ontwikkeld aan het Amerikaanse leger. Wat dan de grote verdienste van Berners-Lee en Cailliau is? Zij zorgden ervoor dat ook het grote publiek van dat internet gebruik kon maken. Dankzij het world wide web ontstond in de jaren 90 al snel een rijke verscheidenheid aan webpagina’s die naar elkaar doorverwezen. Het bracht mensen van over de hele wereld samen en versnelde de uitwisseling van kennis op een ongeziene schaal. Die vrije toegang tot nieuwe informatiebronnen heeft het leven van heel wat mensen veranderd.
Dominante platformen
Nu, dertig jaar later, blijft er van dat prachtige principe niet veel meer over. Het world wide web is helemaal platgedrukt onder het zware gewicht van enkele dominante platformen. We surfen niet meer van de ene webpagina naar de andere, maar sluiten onszelf bijna voortdurend op in apps. We bevinden ons dan niet meer op het world wide web, maar in een gesloten systeem waarin commerciële partijen hun voorwaarden stellen.
Na dertig jaar blijft er nog weinig over van het world wide web, en dat moet ons zorgen baren.
Aanvankelijk was het web een open netwerk dat alle informatiepakketten gelijk behandelde. Ook dit principe, vervat in de regelgeving rond netneutraliteit, wordt steeds meer met de voeten getreden. In de Verenigde Staten werden de regels rond netneutraliteit vorig jaar teruggedraaid. Bij ons zien telecomoperatoren als Proximus en Telenet maar al te graag hetzelfde gebeuren. In afwachting daarvan tasten ze de grenzen van het vrije internet af met nieuwe abonnementsformules die onbeperkt dataverbruik toelaten voor een select aantal apps. Daardoor gaan hun klanten nog vaker de apps van de dominante platformen gebruiken. Nieuwe spelers die willen opboksen tegen de grote jongens worden benadeeld. Zo’n internet met verschillende snelheden is niet wat Tim Berners-Lee dertig jaar geleden voor ogen had.
Essentie van het web staat onder druk
Ook het vrij linken naar andere webpagina’s, de essentie van het world wide web, komt onder druk te staan. Binnenkort wordt in Europa een ‘linktaks’ ingevoerd, waarmee een nieuw recht gecreëerd wordt voor uitgevers. Dat staat althans in artikel 11 van het Europees akkoord over de hervorming van het auteursrecht. Als de richtlijn op 25 maart wordt goedgekeurd door het Europees Parlement, dan zullen platformen waarop gebruikers linken naar een nieuwsartikel een vergoeding moeten betalen aan de uitgever. Er wordt wel een uitzondering gemaakt voor hyperlinks die bestaan uit ‘very short extracts’, maar niemand die weet wat de definitie van ‘short’ inhoudt en om hoeveel tekens dat dan precies gaat.
Zo mogelijk nog nefaster aan het voorstel is artikel 13, dat internetplatformen rechtstreeks aansprakelijk stelt voor alles wat hun gebruikers uploaden. Om geen inbreuk te plegen op het auteursrecht, moeten ze voortaan preventief gaan optreden. In de praktijk betekent dat: alles automatisch gaan filteren. Door die uploadfilters worden de commerciële spelers de facto aangeduid als de poortwachters van het internet. Geen enkel platform dat ouder dan drie jaar is óf een omzet van tien miljoen euro haalt óf 5 miljoen bezoekers per maand haalt, ontsnapt aan die verantwoordelijkheid. Van een nieuwe speler wordt dus al snel dezelfde investeringen gevraagd als van de grote techgiganten, wat een rem zal zetten op innovatie. Om zichzelf juridisch in te dekken, zullen al deze platformen hun uploadfilter bovendien zo ruim mogelijk afstellen. Daarmee zijn we een gigantische Europese censuurmachine aan het creëren. Een eenzijdige video waarin de EU critici probeerde gerust te stellen, bleek gemaakt te zijn door AFP, het Franse mediabedrijf dat tegelijk zwaar lobbyde om deze regels er door te krijgen.
Chinezen gingen ons al voor
Overheden die techplatformen vragen om poortwachter van het internet te spelen? Dat dat überhaupt geen goed idee is, blijkt uit de implicaties daarvan in minder democratische samenlevingen als de onze. Voor Chinezen staat ‘het internet’ nagenoeg synoniem voor één allesomvattende app: WeChat. Die gebruiken ze niet alleen om te chatten, maar ook om te betalen, om hotels te boeken en in te loggen bij online overheidsdiensten. Het moederbedrijf Tencent aanvaardt de spelregels van de Chinese overheid en houdt al die informatie netjes bij. Wie een andere weg zoekt, bijvoorbeeld via VPN, is er aan voor de moeite. China’s Great Firewall wordt steeds moeilijker te omzeilen. Andere landen in Zuidoost-Azië kopiëren die censuurtechnieken. In Rusland sprak het parlement recent dan weer zijn steun uit voor een ‘cybersecuritywet‘ die verhindert dat het internetverkeer over niet-Russische servers gestuurd wordt. Lees: een wet die ervoor zorgt dat de Russische telecomwaakhond het internetverkeer gemakkelijker kan onderscheppen. En dan hadden we het nog niet over de toenemende internetcensuur in Arabische of Afrikaanse landen.
De open ruimte voor vrije uitwisseling van informatie lijkt steeds meer te evolueren naar een afgesloten omgeving waarin overheden en commerciële spelers hun voorwaarden opleggen.
De open ruimte voor vrije uitwisseling van informatie lijkt steeds meer te evolueren naar een afgesloten omgeving waarin overheden en commerciële spelers hun voorwaarden opleggen. De verjaardagstaart van het world wide web smaakt dan ook een beetje zuur. Ik hou niet van doemdenken, maar als het over de toekomst van het wereldwijde web gaat, zie ik weinig redenen om optimistisch te zijn. Ik kan enkel hopen dat ik me vergis.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier